Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
trabajo de la casa:
-
Wiktionary:
trabajo de la casa → huiswerk, huishoudelijke werk
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for trabajo de la casa from Spanish to Dutch
trabajo de la casa: (*Using Word and Sentence Splitter)
- Trabajo: Werk
- trabajar: werken; arbeiden; leven; optreden; handelen; opereren; manipuleren; te werk gaan; procederen; spelen; performen
- trabajo: taak; inspanning; werkzaamheid; ambacht; werk; vak; beroep; functie; baan; positie; job; dienstbetrekking; hobby; bezigheid; baantje; arbeid; karwei; arbeidsplaats; loonwerk; loonarbeid; stiel; métier; prestatie; verrichting; gespeel; kinderspel; grote daad; broodwinning; kostwinning
- dar: geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; verlenen; doneren; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; verdelen; uitreiken; distribueren; ronddelen; draaien; wenden; meegeven; meesturen; zwenken; meezenden; toebrengen; toewijzen; toekennen; gunnen; ondervragen; uitkeren; toebedelen; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; gunst verlenen; iets toekennen
- darse: spelen; optreden; performen; geven; schenken; doneren; gunnen; gunst verlenen
- dársela: verneuken
- la: het; de
- casa: huis; perceel; verblijf; thuis; woning; residentie; woonhuis; gebouw; pand; bouwwerk; bedrijf; familie; onderneming; concern; stamhuis; bouwsel; geslacht; dynastie
- casar: trouwen; huwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; zich verbinden
- casarse: trouwen; huwen; in het huwelijk treden; zich in de echt verbinden; uithuwelijken; zich verbinden; ten huwelijk geven; wegschenken; uithuwen
Wiktionary Translations for trabajo de la casa:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• trabajo de la casa | → huiswerk; huishoudelijke werk | ↔ Hausarbeit — Aufgaben, die in einem Haushalt anfallen |
External Machine Translations: