Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
windsurf:
-
Wiktionary:
windsurf → surfplank, zeilplank
windsurf → windsurfen
-
Wiktionary:
Dutch to Spanish: more detail...
- windsurfen:
-
Wiktionary:
- windsurfen → windsurf
Dutch
Detailed Translations for windsurf from Dutch to Spanish
windsurfen:
-
windsurfen
Conjugations for windsurfen:
o.t.t.
- windsurf
- windsurft
- windsurft
- windsurfen
- windsurfen
- windsurfen
o.v.t.
- windsurfte
- windsurfte
- windsurfte
- windsurften
- windsurften
- windsurften
v.t.t.
- heb gewindsurft
- hebt gewindsurft
- heeft gewindsurft
- hebben gewindsurft
- hebben gewindsurft
- hebben gewindsurft
v.v.t.
- had gewindsurft
- had gewindsurft
- had gewindsurft
- hadden gewindsurft
- hadden gewindsurft
- hadden gewindsurft
o.t.t.t.
- zal windsurfen
- zult windsurfen
- zal windsurfen
- zullen windsurfen
- zullen windsurfen
- zullen windsurfen
o.v.t.t.
- zou windsurfen
- zou windsurfen
- zou windsurfen
- zouden windsurfen
- zouden windsurfen
- zouden windsurfen
diversen
- windsurf!
- windsurft!
- gewindsurft
- windsurfend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for windsurfen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
hacer windsurf | windsurfen |
Wiktionary Translations for windsurfen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• windsurfen | → windsurf | ↔ Surfen — Sport, Freizeit: das Windsurfen |