Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Search: navegación

Spanish and Dutch Search Results for: navegación

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

navegación:
- navigatie; zeevaart; scheepvaart; navigeren; rijsnelheid; stuurmanskunst
Wiktionary:
- navegación → navigatie, scheepvaart, vaart
- navegación → zeilen

Spanish

Detailed Translations for navegación from Spanish to Dutch

navegación:

navegación [la ~] nomen

la navegación
de navigatie; de zeevaart; de scheepvaart
- navigatie [de ~ (v)] nomen
- zeevaart [de ~] nomen
- scheepvaart [de ~] nomen
la navegación
navigeren
- navigeren [znw.] nomen
la navegación (celeridad; tiempo; ritmo; embarcación; prisa; marcha; velocidad; pretexto; rapidez; tempo; incidente; prontitud; velocidad de marcha)
de rijsnelheid
- rijsnelheid [de ~ (v)] nomen
la navegación (arte de navegar; navegaciones)
de stuurmanskunst
- stuurmanskunst [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for navegación:

Noun	Related Translations	Other Translations
navigatie	navegación
navigeren	navegación
rijsnelheid	celeridad; embarcación; incidente; marcha; navegación; pretexto; prisa; prontitud; rapidez; ritmo; tempo; tiempo; velocidad; velocidad de marcha
scheepvaart	navegación
stuurmanskunst	arte de navegar; navegaciones; navegación
zeevaart	navegación	navegación marítima
Verb	Related Translations	Other Translations
navigeren		navegar; navigar; pilotar; volar

Synonyms for "navegación":

cabotaje; tráfico; travesía; crucero
singladura; náutica

Wiktionary Translations for navegación:

navegación

noun

economie|nldscheepvaart|nld verouderd|nld het scheepvaartverkeer
- navigatie → navegación
het verkeer op het water
- scheepvaart → navegación; transporte marítimo
het varen, het bedrijven van scheepvaart als beroep
- vaart → navegación

Cross Translation:

From	To	Via
• navegación	→ zeilen	↔ sailing — motion across water

Related Translations for navegación