Interglot - parásito: Spanish and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

parásito:
- parasiet; klaploper; profiteur; uitvreter
Wiktionary:
- parásito → klaploper, opvreter, parasiet, profiteur, uitvreter
- parásito → parasiet, profiteur, parasitair, parasitisch, zwakkeling

Spanish

Detailed Translations for parásito from Spanish to Dutch

gorrón; aprovechado; chupón; chupóptero; gorrista; pegote; sablista; vividor; sacacuartos; caradura; mogrollo
liendre; piojo

parásito

noun

iemand die profiteert van andermans goedheid
- klaploper → gorrón; parásito
iemand die op kosten van een ander leeft, profiteur, parasiet, klaploper, uitvreter
- opvreter → gorrón; parásito
klaploper, iemand die ten koste van een ander leeft, een profiteur
- parasiet → parásito
biologie|nld levensvorm die ten koste van een ander organisme zich in stand houdt en vermenigvuldigt
- parasiet → gorrón; parásito
iemand die erop uit is op alle mogelijke manieren ten koste van anderen zijn voordeel te doen, een klaploper
- profiteur → gorrón; parásito
iemand die uitvreet
- uitvreter → gorrón; parásito

Cross Translation:

From	To	Via
• parásito	→ parasiet; profiteur	↔ parasite — useless person who always relies on other people's work and gives nothing back
• parásito	→ parasiet	↔ parasite — (generally undesirable) living organism that exists by stealing resources from another living organism
• parásito	→ parasitair; parasitisch	↔ parasitic — drawing upon another organism for sustenance
• parásito	→ zwakkeling	↔ weed — informal: a puny person