Spanish

Detailed Translations for verga from Spanish to Dutch

verga:


Synonyms for "verga":


Wiktionary Translations for verga:


Cross Translation:
FromToVia
verga pik; lul cock — slang for penis
verga leuter; piemel; pik; lul dick — colloquial: penis
verga penis; lid; mannelijk lid penis — male organ for copulation and urination
verga yard; ra RahSeemannssprache: Querstange am Mast eines Segelschiffs für die Anbringung des rechteckigen oder trapezförmigen Rahsegels
verga gard; stokje; roede; spitsroede baguette — Petit bâton mince, plus ou moins long et flexible.
verga ra vergue — marine|fr pièce de bois longue et ronde, qui est attacher en travers des mâts d’un navire pour en soutenir les voiles.
verga lul zob — (argot) pénis, sexe masculin.



Dutch

Detailed Translations for verga from Dutch to Spanish

vergaan:

Conjugations for vergaan:

o.t.t.
  1. verga
  2. vergaat
  3. vergaat
  4. vergaan
  5. vergaan
  6. vergaan
o.v.t.
  1. verging
  2. verging
  3. verging
  4. vergingen
  5. vergingen
  6. vergingen
v.t.t.
  1. ben vergaan
  2. bent vergaan
  3. is vergaan
  4. zijn vergaan
  5. zijn vergaan
  6. zijn vergaan
v.v.t.
  1. was vergaan
  2. was vergaan
  3. was vergaan
  4. waren vergaan
  5. waren vergaan
  6. waren vergaan
o.t.t.t.
  1. zal vergaan
  2. zult vergaan
  3. zal vergaan
  4. zullen vergaan
  5. zullen vergaan
  6. zullen vergaan
o.v.t.t.
  1. zou vergaan
  2. zou vergaan
  3. zou vergaan
  4. zouden vergaan
  5. zouden vergaan
  6. zouden vergaan
diversen
  1. verga!
  2. vergaat!
  3. vergaan
  4. vergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

vergaan [znw.] nomen

  1. vergaan (verrotten; ontbinding; verwording; bederven; bederf)
    el podredumbre; la descomposición; la putrefacción; la liquidación; la disolución; la eliminación; la degradación; la degeneración

Translation Matrix for vergaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
avanzar vooruitgaan; vorderen
caducar verstrijken; vervallen
degeneración bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording decadentie; degeneratie; degenerering; ontaarding; verergering; verlies van normen en waarden; verloedering; verslechtering; verwildering; verwording
degradación bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording degeneratie; degenerering; degradatie; degraderen; ontaarding; terugzetting; verergering; verlaging; verslechtering; verwording
derrumbarse tuimelen; vallen
descomposición bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording
disolución bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording afschaffing; liederlijkheid; ontbinding; opheffing; opheffing van vergadering
eliminación bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording afschaffing; liquidatie; opheffing; uitschakeling; uitstoot; uitstoting; vernietiging; verwijderen; verwijdering
fracasar aandrijven; aanspoelen; stranden
gastarse slijten; verslijten
hundirse inzakken; kelderen; sterk in waarde dalen; terugvallen; wegzakken
liquidación bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording afschaffing; beëindigen; executie; inlossing; liquidatie; moord; opheffen; opheffing; uitschakeling; vereffening; vernietiging
malo gemenerik
podredumbre bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording
pudrirse afrotten
putrefacción bederf; bederven; ontbinding; vergaan; verrotten; verwording bederf; bedorvenheid; dun zijn; magerheid; magerte; rotheid; vergaanheid; verrotheid; verrotting
rancio ransheid
vicioso lelijkerd
VerbRelated TranslationsOther Translations
avanzar aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan aanrukken; bevorderd worden; doordrijven; geweld gebruiken; hogerop komen; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opmarcheren; oprukken; opschieten; reppen; snellen; spoeden; verder komen; vliegen; voortschrijden; vooruitbrengen; vooruitgaan; vooruitkomen; vorderen; zich haasten; zich opwerken; zich spoeden
caducar vergaan; verkommeren; vervallen beslissen; besluiten; ongeldig worden
caer ten onder gaan; vergaan afleggen; afzien van rechtsvervolging; bezwijken; breken; buitelen; doodgaan; duikelen; heengaan; het onderspit delven; inslapen; kapot gaan; kelderen; omkomen; omrollen; omvallen; omvervallen; onderuitgaan; op zijn bek gaan; overlijden; seponeren; sneuvelen; sodemieteren; sterven; strijd verliezen; stuk gaan; ten val komen; tenondergaan; vallen; wegvallen; zakken
caer en ruina vergaan; verkommeren; vervallen afknappen; bouwvallig worden; er vanaf breken; in elkaar storten; ten gronde gaan; vervallen
decaer vergaan; verkommeren; vervallen achteruitgaan; afknappen; afnemen; declineren; er vanaf breken; in elkaar storten; minder worden; ten gronde gaan; verloederen; verslonzen
declinar aflopen; vergaan; verkommeren; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan afkeuren; aflopen; afschepen; afstemmen; afwijzen; afwimpelen; begeven; declineren; flauw hellend aflopend; flippen; glooien; verbuigen; vervallen; vervoegen; verwerpen; wegsturen
derrumbarse vergaan; verkommeren; vervallen afknappen; begeven; bezwijken; doen neerstorten; doordringen; er vanaf breken; flippen; imploderen; in elkaar storten; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; inzakken; kelderen; neerploffen; neerstorten; omlaagstorten; ondergaan; penetreren; ploffen; sterk afnemen; sterk in waarde dalen; te gronde gaan; ten gronde gaan; teruglopen; vallen; zakken
descomponerse ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten afdragen; afrotten; doorleven; doorstaan; eroderen; slijten; verdragen; verduren; verslijten; verteren; wegvreten
deshacerse vergaan; verkommeren; vervallen afrotten; brokkelen; desintegreren; in elkaar storten; kruimelen; ten gronde gaan; uit elkaar vallen; uiteenvallen; verbrokkelen; verkruimelen
desintegrarse vergaan; verkommeren; vervallen desintegreren; uit elkaar vallen; uiteenvallen
desmedrar vergaan; verkommeren; vervallen
desmoronarse vergaan; verkommeren; vervallen afkalven; begeven; flippen; in elkaar zakken; ineenstorten; instorten; invallen; inzakken; inzinken
desplomarse vergaan; verkommeren; vervallen in elkaar storten; ineenzakken; ineenzijgen; naar beneden donderen; neerzinken; omlaagstorten; ten gronde gaan; vallen; zich langzaam laten vallen
expirar aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan afsluiten; beslissen; besluiten; beëindigen; een einde maken aan; eindigen; ophouden; stoppen
fallar ten onder gaan; vergaan afgaan; een fout maken; falen; floppen; in de puree lopen; ketsen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; stranden; te kort schieten; tegenvallen; ten val komen; vallen; verkeerd lopen; zich vergissen
fracasar ten onder gaan; vergaan afgaan; afknappen; begeven; er vanaf breken; falen; flippen; floppen; in de puree lopen; misgaan; mislopen; mislukken; mistasten; onderuitgaan; op zijn bek gaan; stranden; ten val komen; vallen; verkeerd lopen
fragmentarse vergaan; verkommeren; vervallen snipperen; verknippen; versnipperen
gastarse achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken
hundirse vergaan; verkommeren; vervallen afknappen; afkoelen; bekoelen; doorbuigen; doorleven; doorstaan; doorzakken; er vanaf breken; gaan hangen; ineenzakken; ineenzijgen; inzakken; kelderen; koel worden; luwen; naar de vijand overlopen; omlaagstorten; sterk afnemen; teruglopen; tot bedaren komen; uitwoeden; uitzakken; vallen; verdragen; verduren; verflauwen; verteren; verzakken; wegsterven; wegzakken; zakken; zakken in; zich storten
pasar achteruitgaan; aflopen; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verlopen; verrotten; verstrijken; verteren; vervallen; voorbijgaan; wegrotten; zinken aankomen; afsluiten; bezoeken; dichtdoen; doodgaan; doorgeven; doorhalen; doorkomen; doorspelen; doorvertellen; erdoor komen; gebeuren; geld overmaken; geschieden; iemand opzoeken; inhalen; kapotgaan; langsgaan; langskomen; omkomen; op visite gaan; oprijzen; overboeken; overgaan; overheen gaan; overheen trekken; overkomen; overlijden; overschrijden; overschrijven; overzenden; passeren; plaats hebben; plaats vinden; plaatsvinden; rijzen; rondbrieven; rondvertellen; sluiten; snel bewegen; sterven; toedoen; toegaan; toemaken; voorbijgaan; voorbijkomen; voorbijlopen; voorbijrijden; voordoen; voorvallen
podrirse achteruitgaan; bederven; bezwijken; instorten; ontbinden; rotten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afrotten
pudrirse bederven; ontbinden; rotten; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten afrotten; doorleven; doorstaan; eroderen; verdragen; verduren; verteren; wegvreten
transcurrir aflopen; vergaan; verlopen; verstrijken; vervallen; voorbijgaan
OtherRelated TranslationsOther Translations
maligno boosaardig; slecht
ModifierRelated TranslationsOther Translations
corrompido bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
indecente bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot aan lager wal; aanstootgevend; aanstotelijk; achterbaks; boefachtig; boosaardig; doortrapt; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gluiperig; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; obsceen; onbehoorlijk; onbetamelijk; onedel; oneerbaar; onfatsoenlijk; ongehoord; ongepast; onkies; onkuis; onpassend; onrein; ontaard; onvertogen; onwelgevoegelijk; onwelgevoeglijk; onwelvoegelijk; onzedelijk; onzedig; onzindelijk; ploertig; schandalig; schandelijk; schuin; schurft hebbend; schurftachtig; schurftig; schurkachtig; slinks; sluw; snood; stiekem; uitgekookt; vals; verfoeilijk; verkeerd; verlopen; vies; vlegelachtig; vunzig; zedeloos; zondig
inmoral bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot amoreel; immoreel; obsceen; oneerbaar; ongepast; onkies; ontaard; onvertogen; onzedelijk; onzedig; schuin; verkeerd; vies; vunzig; zedeloos
maligno bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot boosaardig; duivelachtig; duivels; gemeen; giftig; kwaadaardig; kwaadwillig; met slechte intentie; min; satanisch; slecht; vals; venijnig
malo bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot aan een ziekte lijdend; achterbaks; akelig; banaal; bedriegelijk; beroerd; boefachtig; boos; boosaardig; doortrapt; duivelachtig; duivels; ellendig; erg; ernstig; furieus; gangbaar; gebruikelijk; gefingeerd; gehaaid; gemeen; geniepig; geraffineerd; geslepen; gewiekst; gewoon; gluiperig; grof; in het geniep; kwaad; kwaadaardig; kwaadwillig; kwalijk; laag; laag-bij-de-grond; laaghartig; leep; listig; lomp; met slechte intentie; min; naar; nagemaakt; nijdig; normaal; onaardig; onecht; onedel; onhartelijk; onhebbelijk; onverdraagzaam; onvriendelijk; onwaar; onwelwillend; plat; platvloers; ploertig; razend; satanisch; schunnig; schurkachtig; slecht; slinks; sluw; snood; spinnijdig; stiekem; toornig; triviaal; uitgekookt; vals; van bedenkelijke aard; vertoornd; vunzig; week; woest; ziedend; ziek; zwak
perverso bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; pervers; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos
rancio bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot muf; onfris; rans; ransig; ranzig; rottend; voos
vicioso bedorven; rot; rottig; slecht; vergaan; verrot goddeloos; heilloos; liederlijk; onzedelijk; verderfelijk; verdorven; verregaand zedenloos; vicieus

Wiktionary Translations for vergaan:


Cross Translation:
FromToVia
vergaan descomponerse decompose — to decay
vergaan perecer perish — pass away
vergaan pudrir; podrir rot — to decay
vergaan fallecer décéder — admin|fr mourir, parler des personnes.
vergaan pudrir; podrirse; corromperse pourrir — Se décomposer, fermenter, s'altérer, se corrompre, se gâter sous l’action de bactéries.
vergaan perecer périrprendre fin ; cesser d’être.