Spanish
Detailed Translations for a saber from Spanish to Dutch
a saber: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- a: aan; naar; toe; naar toe; om; vanwege; wegens; bij; erbij; erop; ongeveer; omtrent; ertoe; te
- atracarse: invreten; inbijten; opeten; vreten; opvreten; onbeschoft eten; binnenkrijgen; opslokken; zwelgen
- saber: weten; op de hoogte zijn; kunnen; vermogen; in staat zijn; kennen; kunst; truc; toer; handigheid; kneep; ondervragen; kunde; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; kundigheid; toewijzen; toekennen; gunnen; toebedelen; iets toekennen