Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
formar parte:
-
Wiktionary:
formar parte → thuishoren, bij, horen
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for formar parte from Spanish to Dutch
formar parte: (*Using Word and Sentence Splitter)
- formar: vervaardigen; kneden; vormen; modelleren; boetseren; vorm geven; maken; scheppen; in het leven roepen; leren; onderwijzen; bijbrengen; afwijzen; verwerpen; verweren; afketsen; wegstemmen; terugwijzen; benoemen; aanstellen; opleiden; installeren; scholen; formeren; regelen; afstemmen; instellen; vormgeven; initiëren; arrangeren; op gang brengen; iets op touw zetten
- parte: stuk; gedeelte; part; fractie; deel; band; volume; boekdeel; afdeling; tak; departement; sectie; detachement; aandeel; deeltje; onderdeeltje; segment; portie; dosis; lichaamsdeel; brokje; ledemaat; geluidsniveau; homp; lidmaat; kleine brok; groot en dik stuk
- partir: gaan; vertrekken; weggaan; opstappen; heengaan; opbreken; reizen; trekken; zwerven; rondreizen; verlaten; verdwijnen; wegtrekken; afreizen; wegreizen; doorknippen; scheiden; splitsen; uit elkaar halen; doorsnijden; doorhakken; kloven; klieven; uiteenhalen; doorklieven; van wal gaan; van wal steken; doormidden hakken; doorhouwen; in tweeën houwen
Wiktionary Translations for formar parte:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• formar parte | → thuishoren; bij; horen | ↔ belong — be part of a group |