Summary
Spanish to Dutch: more detail...
-
desconfiar:
-
Wiktionary:
desconfiar → wantrouwen -
Synonyms for "desconfiar":
escamar; sospechar; recelar
maliciar; barruntar; conjeturar; presumir; suponer; husmear; inferir; intuir; olerse; olfatear; predecir; presentir; presuponer; prever; vislumbrar; adelantarse
maliciarse; escamarse; temer
-
Wiktionary:
Spanish
Detailed Translations for desconfiar from Spanish to Dutch
desconfiar: (*Using Word and Sentence Splitter)
- dar: geven; aangeven; afgeven; overgeven; overhandigen; aanreiken; toesteken; aanbieden; verlenen; doneren; schenken; cadeau geven; cadeau doen; verschaffen; verstrekken; ingeven; binnen gieten; iemand iets toedienen; verdelen; uitreiken; distribueren; ronddelen; draaien; wenden; meegeven; meesturen; zwenken; meezenden; toebrengen; toewijzen; toekennen; gunnen; ondervragen; uitkeren; toebedelen; verhoren; overhoren; uitvragen; uithoren; gunst verlenen; iets toekennen
- confiar: in vertrouwen nemen; toevertrouwen
- darse: spelen; optreden; performen; geven; schenken; doneren; gunnen; gunst verlenen
- dársela: verneuken
desconfiar:
Synonyms for "desconfiar":
Wiktionary Translations for desconfiar:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• desconfiar | → wantrouwen | ↔ misstrauen — zu einem Menschen oder einer Sache kein Vertrauen haben |