Spanish
Detailed Translations for ir en bici from Spanish to Dutch
ir en bici: (*Using Word and Sentence Splitter)
- ir: gaan; zich begeven; lopen; stappen; zich voortbewegen; erbij passen
- en: te; in; bij; erbij; erop; via; ter; bij de
- bici: fiets; rijwiel; tweewieler
Wiktionary Translations for ir en bici:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• ir en bici | → fietsen; pedaleren | ↔ Rad fahren — (intransitiv) mit einem Fahrrad fahren |