Spanish
Detailed Translations for llevar (puesto) from Spanish to Dutch
llevar (puesto): (*Using Word and Sentence Splitter)
- llevar: leveren; brengen; bezorgen; aanleveren; overhandigen; afleveren; toeleveren; dragen; aan hebben; bestellen; afgeven; thuisbezorgen; leiden; leidinggeven; aanvoeren; commanderen; bevel voeren over; torsen; gebukt gaan onder; ontnemen; te kort doen; terugbezorgen; wegdragen; beroven van; depriveren
- poner: plaatsen; zetten; leggen; neerleggen; neerzetten; deponeren; stationeren; gebruiken; toepassen; benutten; aanwenden; aangrijpen; afspelen; bijzetten; wegleggen; inbrengen; instoppen; indoen; doen in; gebruik maken van; tonen; vertonen; tentoonstellen; exposeren; inschakelen; aandoen; aandraaien; regelen; aanbieden; laten zien; presenteren; voorleggen; offreren; arrangeren; iets op touw zetten; plaats toekennen; invoegen; inleggen; onderuit halen; iets neerleggen; tussenleggen
- ponerse: worden; aantrekken; aankleden; aandoen; verdragen; doorstaan; verteren; verduren; omdoen; doorleven; ontstaan; voortkomen; voordoen; rijzen; omslaan; oprijzen; voorbinden; ontspinnen; om het lijf slaan
- puesto: dik; gezet; zwaarlijvig; lijvig; corpulent; stand; kraam; stalletje; functie; betrekking; ambt; plaats; plek; locatie; arbeidsplaats; gelegd; kraampje; standoord; opgezet dier; raadszetel
Wiktionary Translations for llevar (puesto):
llevar (puesto)
verb
-
(overgankelijk) al van de vloer houdend vervoeren