Interglot - "épocas" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

épocas:
- periodes; tijdvakken
época:
- tijd; periode; epoch; epoche; tijdperk; tijdvak; era; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdruimte
Wiktionary:
- época → tijdperk
- época → era, tijdperk, periode, tijdrekening, seizoen, tijdsgewricht

Spanish

Detailed Translations for épocas from Spanish to Dutch

la épocas (períodos)
de periodes; de tijdvakken
- periodes [de ~] nomen, plural
- tijdvakken [de ~] nomen, plural

la época (tiempo; período; hora)
de tijd
- tijd [de ~ (m)] nomen
la época (período)
de periode; epoch; de epoche; het tijdperk; het tijdvak; de era; het tijdsgewricht; het tijdsverloop
- periode [de ~ (v)] nomen
- epoch [znw.] nomen
- epoche [de ~ (v)] nomen
- tijdperk [het ~] nomen
- tijdvak [het ~] nomen
- era [de ~] nomen
- tijdsgewricht [het ~] nomen
- tijdsverloop [het ~] nomen
la época (lapso de tiempo; espacio de tiempo; plazo; término; período)
de tijdruimte
- tijdruimte [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
epoch	período; época
epoche	período; época
era	período; época	calendario
periode	período; época	período
tijd	hora; período; tiempo; época
tijdperk	período; época
tijdruimte	espacio de tiempo; lapso de tiempo; período; plazo; término; época
tijdsgewricht	período; época
tijdsverloop	período; época
tijdvak	período; época

época

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• época	→ era; tijdperk	↔ age — great period in the history of the Earth
• época	→ periode; tijdperk; era; tijdrekening	↔ era — time period
• época	→ seizoen	↔ season — part of year with something special
• época	→ tijdperk	↔ Epoche — ein längerer Zeitraum, der sich durch eine oder mehrere grundlegende Gemeinsamkeiten auszeichnet
• época	→ tijdperk; tijdsgewricht	↔ époque — moment de l’histoire qui ordinairement marquer par quelque événement considérable.