Interglot - "abundante" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

abundante:
- dronken; beschonken; ladderzat; zat; bezopen; talrijk; meer dan genoeg; luxueus; weelderig; copieus; mals; welig
Wiktionary:
- abundante → abondant, abundant, gul, overvloedig, rijkelijk, uitbundig
- abundante → rijkelijk voorhanden, overvloedig, abondant, rijkelijk, abundant, rijk, uitbundig, volop, weelderig, welig, breedvoerig, groot, royaal, ruim, uitgestrekt, slobberig, breed, wijd, omvangrijk, uitgebreid, veelomvattend, vrijgevig, offervaardig, opofferingsgezind, genereus, gul, kwistig, scheutig

Spanish

Detailed Translations for abundante from Spanish to Dutch

Adjective	Related Translations	Other Translations
beschonken	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; de sobra; emborrachado; ridículo	achispado; bebido; borracho; emborrachado
bezopen	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; de sobra; emborrachado; ridículo	borracho perdido
copieus	abundante; copioso
dronken	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; de sobra; emborrachado; ridículo	achispado; borracho
ladderzat	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; de sobra; emborrachado; ridículo	borracho perdido; como una cuba; emborrachado; trompa; trompa perdido
luxueus	abundante; costoso; de precio elevado; extravagante; exuberante; fastuoso; lujoso; suntuoso
mals	abundante; blando; dulce; exuberante; flojo; jugoso; lujoso; suave; suculento; suntuoso; templado; tierno
talrijk	abundante; en cantidad; en gran medida; en masa; masivo; numeroso
weelderig	abundante; costoso; de precio elevado; extravagante; exuberante; fastuoso; lujoso; suntuoso
welig	abundante; exuberante; fastuoso; lujoso; suntuoso; tierno
zat	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; como una cuba; de sobra; emborrachado; harto; ridículo
Modifier	Related Translations	Other Translations
meer dan genoeg	abundante; bebido; borracho; borracho perdido; como una cuba; emborrachado; harto

abundante

adjective

Cross Translation:

From	To	Via
• abundante	→ rijkelijk voorhanden; overvloedig; abondant	↔ abundant — fully sufficient; plentiful
• abundante	→ rijkelijk voorhanden; abondant; overvloedig	↔ ample — fully sufficient; abundant
• abundante	→ overvloedig; rijkelijk; abundant; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ abondant — Qui abonder, qui dépasse nettement en quantité ce qui est suffisant.
• abundante	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig; breedvoerig; groot; royaal; ruim; uitgestrekt; slobberig; breed; wijd; omvangrijk; uitgebreid; veelomvattend	↔ ample — Qui dépasser en largeur et en longueur la mesure ordinaire.
• abundante	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ copieux — Qui est abondant, qui est nombreux et disponible.
• abundante	→ vrijgevig; offervaardig; opofferingsgezind; genereus; gul; kwistig; rijkelijk; royaal; scheutig	↔ généreux — Qui est de nature élevée, noble.
• abundante	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ plantureux — Qui est large, copieux, abondant, profus.
• abundante	→ abundant; overvloedig; rijk; uitbundig; volop; weelderig; welig	↔ profus — didactique\|fr Qui a tendance à se répandre, en parlant d'un fluide.