Home ->Dictionaries ->Spanish/Dutch ->Translate embarazos

Translate embarazos from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

embarazo:
- verwachting; zwangerschap; dracht; verlegenheid; bedeesdheid; timiditeit; schroom; geslotenheid; schuwheid; gêne; gegeneerdheid; eenkennigheid; schichtigheid; schroomvalligheid; bleuheid
Wiktionary:
- embarazo → zwangerschap
- embarazo → graviditeit, zwangerschap

Spanish

Detailed Translations for embarazos from Spanish to Dutch

embarazo:

embarazo [el ~] nomen

el embarazo
de verwachting; de zwangerschap; de dracht
- verwachting [de ~ (v)] nomen
- zwangerschap [de ~ (v)] nomen
- dracht [de ~] nomen
el embarazo (incomodidad; retraimiento; carácter huraño; recato; timidez; empacho; carácter cerrado)
de verlegenheid; de bedeesdheid; de timiditeit; de schroom; de geslotenheid; de schuwheid
- verlegenheid [de ~ (v)] nomen
- bedeesdheid [de ~ (v)] nomen
- timiditeit [de ~ (v)] nomen
- schroom [de ~ (m)] nomen
- geslotenheid [de ~ (v)] nomen
- schuwheid [de ~ (v)] nomen
el embarazo (empacho; timidez; incomodidad)
de verlegenheid; de gêne; de schroom; gegeneerdheid
- verlegenheid [de ~ (v)] nomen
- gêne [de ~] nomen
- schroom [de ~ (m)] nomen
- gegeneerdheid [znw.] nomen
el embarazo (timidez; empacho; encogido)
de schuwheid; de eenkennigheid
- schuwheid [de ~ (v)] nomen
- eenkennigheid [de ~ (v)] nomen
el embarazo (angustia; miedo; timidez; temor; susto; terror; empacho; esquivez; carácter huraño)
de schichtigheid
- schichtigheid [de ~ (v)] nomen
el embarazo (recato; timidez; empacho; encogido; esquivez)
de schroomvalligheid
- schroomvalligheid [de ~ (v)] nomen
el embarazo (timidez; recato; encogido; esquivez; carácter huraño)
bleuheid
- bleuheid [znw.] nomen

Translation Matrix for embarazo:

Noun	Related Translations	Other Translations
bedeesdheid	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
bleuheid	carácter huraño; embarazo; encogido; esquivez; recato; timidez
dracht	embarazo	ropa; ropaje; traje; traje folclórico; traje regional; uniforme; vestido; vestidos
eenkennigheid	embarazo; empacho; encogido; timidez
gegeneerdheid	embarazo; empacho; incomodidad; timidez
geslotenheid	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
gêne	embarazo; empacho; incomodidad; timidez
schichtigheid	angustia; carácter huraño; embarazo; empacho; esquivez; miedo; susto; temor; terror; timidez
schroom	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez	cobardía; empacho; temor; timidez
schroomvalligheid	embarazo; empacho; encogido; esquivez; recato; timidez
schuwheid	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; encogido; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
timiditeit	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
verlegenheid	carácter cerrado; carácter huraño; embarazo; empacho; incomodidad; recato; retraimiento; timidez
verwachting	embarazo	anticipación; esperanza; expectación; expectativa; perspectiva; previsión
zwangerschap	embarazo

Related Words for "embarazo":

embarazos, embaraza, embarazas

Synonyms for "embarazo":

dificultad; obstáculo; estorbo; contrariedad; inconveniente; impedimento; entorpercimiento
empacho; aburrimiento; hartazgo; hartura; saturación; saciedad; cansancio; empalago; vergüenza; apuro; turbación; corte
gestación; preñez
gravidez
maternidad; concepción
apocamiento

Wiktionary Translations for embarazo:

embarazo

noun

de tijd dat een vrouw een ongeboren kind met zich draagt
- zwangerschap → embarazo

Cross Translation:

From	To	Via
• embarazo	→ graviditeit; zwangerschap	↔ Schwangerschaft — bestimmte körperliche Verfassung einer Frau, die mit der Empfängnis beginnt und mit der Geburt des Kindes endet
• embarazo	→ zwangerschap	↔ pregnancy — condition
• embarazo	→ zwangerschap	↔ grossesse — état d’une femme enceinte