Interglot - "indicador" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

indicador:
- indicator; graadmeter; gradenmeter; graadmeetapparaat; ruitertje; wijzer; maatstaf; toetssteen

Spanish

Detailed Translations for indicador from Spanish to Dutch

el indicador (marco)
de indicator; de graadmeter
- indicator [de ~ (m)] nomen
- graadmeter [de ~ (m)] nomen
el indicador (marco)
de graadmeter; gradenmeter; graadmeetapparaat
- graadmeter [de ~ (m)] nomen
- gradenmeter [znw.] nomen
- graadmeetapparaat [znw.] nomen
el indicador
het ruitertje
- ruitertje [het ~] nomen
el indicador (manecilla; aguja; indicación; seña)
de wijzer
- wijzer [de ~ (m)] nomen
el indicador (criterio; estándar; norma)
de maatstaf; de toetssteen
- maatstaf [de ~ (m)] nomen
- toetssteen [de ~ (m)] nomen
el indicador (indicador de cuadro de mandos)
de indicator
- indicator [de ~ (m)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
graadmeetapparaat	indicador; marco
graadmeter	indicador; marco
gradenmeter	indicador; marco
indicator	indicador; indicador de cuadro de mandos; marco
maatstaf	criterio; estándar; indicador; norma	centímetro; cinta métrica; cinta plegable; metro; metro plegable; pauta; regla plegadiza
ruitertje	indicador
toetssteen	criterio; estándar; indicador; norma
wijzer	aguja; indicación; indicador; manecilla; seña