Interglot - "mensajero" translated from Spanish to Dutch

Summary

Spanish to Dutch: more detail...

mensajero:
- boodschapper; postbode; bezorger; brievenbesteller; besteller; bode; koerier; renbode; ijlbode; voorloper; aanwijzing; voorbode; aankondiger; voorteken; loopjongen; boodschappenjongen
Wiktionary:
- mensajero → afgezant, bode, koerier
- mensajero → boodschapper

Spanish

Detailed Translations for mensajero from Spanish to Dutch

el mensajero
de boodschapper
- boodschapper [de ~ (m)] nomen
el mensajero (cartero; repartidor; charla)
de postbode; de bezorger; de brievenbesteller; de besteller; de bode
- postbode [de ~ (m)] nomen
- bezorger [de ~ (m)] nomen
- brievenbesteller [de ~ (m)] nomen
- besteller [de ~ (m)] nomen
- bode [de ~ (m)] nomen
el mensajero (correo especial; estafeta; expreso)
de koerier; de renbode; de ijlbode
- koerier [de ~ (m)] nomen
- renbode [de ~ (m)] nomen
- ijlbode [de ~ (m)] nomen
el mensajero (precursor; síntoma; precursora; signo precursor; indicio; presagio)
de voorloper; de aanwijzing; de voorbode; de aankondiger; het voorteken
- voorloper [de ~ (m)] nomen
- aanwijzing [de ~ (v)] nomen
- voorbode [de ~ (m)] nomen
- aankondiger [de ~ (m)] nomen
- voorteken [het ~] nomen
el mensajero (mozo)
de koerier; de loopjongen; de boodschappenjongen
- koerier [de ~ (m)] nomen
- loopjongen [de ~ (m)] nomen
- boodschappenjongen [de ~ (m)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
aankondiger	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
aanwijzing	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma	asignación; comando; directivas; directrices; encargo; enseñanza; espolón; esporo; espuela; gesto; huella; indicación; indicio; información; instrucción; mandato; mando; misión; orden; punta; punto de referencia; seña; señal; sugerencia; síntoma; tarea; vestigio; vía
besteller	cartero; charla; mensajero; repartidor	adquiriente; comprador; distribuidor; repartidor
bezorger	cartero; charla; mensajero; repartidor	distribuidor; repartidor
bode	cartero; charla; mensajero; repartidor	distribuidor; repartidor
boodschappenjongen	mensajero; mozo
boodschapper	mensajero
brievenbesteller	cartero; charla; mensajero; repartidor
ijlbode	correo especial; estafeta; expreso; mensajero
koerier	correo especial; estafeta; expreso; mensajero; mozo	correo urgente; distribuidor; repartidor
loopjongen	mensajero; mozo
postbode	cartero; charla; mensajero; repartidor
renbode	correo especial; estafeta; expreso; mensajero
voorbode	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
voorloper	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma
voorteken	indicio; mensajero; precursor; precursora; presagio; signo precursor; síntoma

mensajero

noun

iemand die als officiële vertegenwoordiger naar een andere partij gestuurd word
- afgezant → embajador; enviado; mensajero
iemand die gezonden wordt om een bericht, dienst, voorwerp enz. af te leveren
- bode → mensajero; emisario
beroep|nld persoon of instantie die berichten, pakjes enz. ophaalt, vervoert en aflevert
- koerier → mensajero

Cross Translation:

From	To	Via
• mensajero	→ boodschapper	↔ messenger — one who brings messages