Interglot - "fabricant" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

fabricant:
- fabrikant; producent; vervaardiger; auteur; maker; schepper; voortbrenger; producer; creator
Wiktionary:
- fabricant → fabrikant
- fabricant → maker, fabrikant, producent

French

Detailed Translations for fabricant from French to Dutch

le fabricant (constructeur; producteur; industriel)
de fabrikant; de producent; de vervaardiger
- fabrikant [de ~ (m)] nomen
- producent [de ~ (m)] nomen
- vervaardiger [de ~ (m)] nomen
le fabricant (faiseur; auteur; constructeur; architecte)
de auteur; de maker; de schepper; de voortbrenger
- auteur [de ~ (m)] nomen
- maker [de ~ (m)] nomen
- schepper [de ~ (m)] nomen
- voortbrenger [de ~ (m)] nomen
le fabricant (producteur; éleveur; cultivateur)
de producer; de producent
- producer [de ~ (m)] nomen
- producent [de ~ (m)] nomen
le fabricant (créateur; faiseur; architecte; auteur; constructeur; inventeur)
creator; de maker; de schepper
- creator [znw.] nomen
- maker [de ~ (m)] nomen
- schepper [de ~ (m)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
auteur	architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur	auteur; créateur; femme de lettres; femme écrivain; poète; romancier; écrivain
creator	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	créatrice
fabrikant	constructeur; fabricant; industriel; producteur
maker	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	inventeur
producent	constructeur; cultivateur; fabricant; industriel; producteur; éleveur
producer	cultivateur; fabricant; producteur; éleveur
schepper	architecte; auteur; constructeur; créateur; fabricant; faiseur; inventeur	Créateur; Dieu; bêche; pelle; sceau à puiser; seau; spatule
vervaardiger	constructeur; fabricant; industriel; producteur
voortbrenger	architecte; auteur; constructeur; fabricant; faiseur

constructeur; fondateur; positif; architecte; bâtisseur; entrepreneur; ingénieur; promoteur; artisan; confectionneur; façonnier; faiseur; forgeur; industriel; réalisateur; facteur; préposé; postier; accordeur; luthier

fabricant

noun

industriel ou artisan qui fabriquer ou qui faire fabriquer.
- fabricant → fabrikant

Cross Translation:

From	To	Via
• fabricant	→ maker	↔ maker — one who makes
• fabricant	→ fabrikant	↔ manufacturer — one who manufactures
• fabricant	→ fabrikant; producent	↔ Hersteller — das Unternehmen, das einen bestimmten Artikel herstellt (produziert)

External Machine Translations: