Interglot - "faire l'appoint" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

faire l'appoint:
- afpassen; toevoegen; aanvullen; completeren; voltallig maken

French

Detailed Translations for faire l'appoint from French to Dutch

faire l'appoint
afpassen
- afpassen verb (pas af, past af, paste af, pasten af, afgepast)
faire l'appoint (compléter; ajouter; additionner; remplir; adjoindre; ajouter à; incorporer; annexer; calculer en plus)
toevoegen; aanvullen; completeren; voltallig maken
- toevoegen verb (voeg toe, voegt toe, voegde toe, voegden toe, toegevoegd)
- aanvullen verb (vul aan, vult aan, vulde aan, vulden aan, aangevuld)
- completeren verb (completeer, completeert, completeerde, completeerden, gecompleteerd)
- voltallig maken verb

Noun	Related Translations	Other Translations
aanvullen		remplisser
afpassen		fait de faire l'appoint
toevoegen		addition; incorporation
Verb	Related Translations	Other Translations
aanvullen	additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; remplir
afpassen	faire l'appoint
completeren	additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; remplir	accomplir; achever; améliorer; compléter; compléter quelque chose; conclure; effectuer; en finir; exécuter; faire; finir; mettre au point; mettre fin à; parachever; parfaire; perfectionner; prendre fin; rendre complet; réussir à achever; s'achever; s'acquitter de; se terminer; supplémenter; supprimer; terminer
toevoegen	additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; remplir	additionner; adjoindre; ajouter; compter; envelopper; faire nombre; inclure; insérer; joindre
voltallig maken	additionner; adjoindre; ajouter; ajouter à; annexer; calculer en plus; compléter; faire l'appoint; incorporer; remplir

External Machine Translations: