Detailed Translations for instruer from French to Dutch
instruer:
-
opdracht geven;
instrueren;
opdragen;
instructie geven
-
opdracht geven
verb
(geef opdracht, geeft opdracht, gaf opdracht, gaven opdracht, opdracht gegeven)
-
instrueren
verb
(instrueer, instrueert, instrueerde, instrueerden, geïnstrueerd)
-
opdragen
verb
(draag op, draagt op, droeg op, droegen op, opgedragen)
-
Translation Matrix for instruer:
External Machine Translations: