Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Search: incapacité

French and Dutch Search Results for: incapacité

Summary

French to Dutch: more detail...

incapacité:
- onbekwaamheid; incompetentie; ongeschiktheid; onvermogen; machteloosheid; invaliditeit; onmondigheid
Wiktionary:
- incapacité → onvermogen

French

Detailed Translations for incapacité from French to Dutch

incapacité:

incapacité [la ~] nomen

l'incapacité (incompétence; inaptitude; insuffisance)
de onbekwaamheid; de incompetentie; de ongeschiktheid
- onbekwaamheid [de ~ (v)] nomen
- incompetentie [de ~ (v)] nomen
- ongeschiktheid [de ~ (v)] nomen
l'incapacité (impuissance; faiblesse; carence)
het onvermogen; de machteloosheid
- onvermogen [het ~] nomen
- machteloosheid [de ~ (v)] nomen
l'incapacité (invalidité)
de invaliditeit
- invaliditeit [de ~ (v)] nomen
l'incapacité (minorité)
de onmondigheid
- onmondigheid [de ~ (v)] nomen

Translation Matrix for incapacité:

Noun	Related Translations	Other Translations
incompetentie	inaptitude; incapacité; incompétence; insuffisance
invaliditeit	incapacité; invalidité
machteloosheid	carence; faiblesse; impuissance; incapacité
onbekwaamheid	inaptitude; incapacité; incompétence; insuffisance
ongeschiktheid	inaptitude; incapacité; incompétence; insuffisance
onmondigheid	incapacité; minorité
onvermogen	carence; faiblesse; impuissance; incapacité	impuissance; insolvabilité

Synonyms for "incapacité":

ignorance; incompétence; impéritie; inaptitude; insuffisance; lacune; inexpérience; bêtise; ânerie; impossibilité; faiblesse; impuissance; invalidité; infirmité; handicap; atrophie; débilité; impotence; mutilation; inhabilité; carence; défaut; manque; déficit; imperfection; médiocrité

Wiktionary Translations for incapacité:

incapacité

noun

État de celui qui est incapable de quelque chose.
- incapacité → onvermogen

Related Translations for incapacité