Interglot - docilité: French and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Summary

French to Dutch: more detail...

docilité:
- bescheidenheid; nederigheid; onderdanigheid; onderworpenheid; onderwerping; gehoorzaamheid; gewilligheid; tamheid; makheid
Wiktionary:
- docilité → gedweeheid, meegaandheid, volgzaamheid

French

Detailed Translations for docilité from French to Dutch

la docilité (humilité)
de bescheidenheid; de nederigheid; de onderdanigheid; de onderworpenheid
- bescheidenheid [de ~ (v)] nomen
- nederigheid [de ~ (v)] nomen
- onderdanigheid [de ~ (v)] nomen
- onderworpenheid [de ~ (v)] nomen
la docilité (obéissance; soumission)
de onderwerping; de gehoorzaamheid
- onderwerping [de ~ (v)] nomen
- gehoorzaamheid [de ~ (v)] nomen
la docilité
de gewilligheid
- gewilligheid [de ~ (v)] nomen
la docilité (apprivoisement; domesticité)
de tamheid; de makheid
- tamheid [de ~ (v)] nomen
- makheid [de ~ (v)] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
bescheidenheid	docilité; humilité	discrétion; frugalité; modestie; retenue; simplicité; sobriété
gehoorzaamheid	docilité; obéissance; soumission	discipline; règlement; règles; soumission
gewilligheid	docilité
makheid	apprivoisement; docilité; domesticité
nederigheid	docilité; humilité
onderdanigheid	docilité; humilité
onderwerping	docilité; obéissance; soumission	discipline; règlement; règles; soumission
onderworpenheid	docilité; humilité
tamheid	apprivoisement; docilité; domesticité

docilité

noun

External Machine Translations:

Remove Ads