Summary
French to Dutch: more detail...
-
assignation à résidence:
-
Wiktionary:
assignation à résidence → huisarrest
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for assignation à résidence from French to Dutch
assignation à résidence: (*Using Word and Sentence Splitter)
- assignation: opdracht; taak; order; consigne; dwangbevel; bevelschrift; lastgeving; dagvaarding; daging; toewijzing; toekenning; verlening; voorschrift; aanwijzing; instructie; mandaat; lastbrief
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- résidence: huis; verblijf; thuis; woning; woonhuis; villa; residentie; hofstad; woonplaats van vorst; residentswoning; verblijfplaats
Wiktionary Translations for assignation à résidence:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• assignation à résidence | → huisarrest | ↔ house arrest — the situation where a person is confined, by the authorities, to his or her residence |