French
Detailed Translations for planche à hacher from French to Dutch
planche à hacher: (*Using Word and Sentence Splitter)
- planche: plank; schap; legbord; lat; schroot; smalle plank; kweekbed; broeibak
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- hacher: hakken; fijnhakken; kleinhakken; splitsen; splijten; kloven; klieven; uiteensplijten
Wiktionary Translations for planche à hacher:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• planche à hacher | → snijplank | ↔ chopping board — a sturdy board, upon which one chops and prepares food |