Interglot - alarme: French and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

alarme:
- noodsignaal; alarm; noodkreet; hulpgeroep; hulpkreet; alarmsignaal
alarmé:
- van streek; geschokt; ontzet; ontredderd; beducht
alarmer:
- alarmeren; ongerust maken; verontrusten; ontstellen; verschrikken; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; angst aanjagen
Wiktionary:
- alarme → alarm
- alarme → alarmkreet, alarm
- alarmer → alarm slaan, alarmeren, verontrusten

French

Detailed Translations for alarme from French to Dutch

alarme:

alarme [la ~] nomen

l'alarme (appels au secours; alerte)
het noodsignaal; het alarm
- noodsignaal [het ~] nomen
- alarm [het ~] nomen
l'alarme (appels au secours; alerte)
de noodkreet; het hulpgeroep; het alarm; de hulpkreet
- noodkreet [de ~ (m)] nomen
- hulpgeroep [het ~] nomen
- alarm [het ~] nomen
- hulpkreet [de ~ (m)] nomen
l'alarme
het alarmsignaal
- alarmsignaal [het ~] nomen

Translation Matrix for alarme:

Noun	Related Translations	Other Translations
alarm	alarme; alerte; appels au secours
alarmsignaal	alarme
hulpgeroep	alarme; alerte; appels au secours
hulpkreet	alarme; alerte; appels au secours
noodkreet	alarme; alerte; appels au secours
noodsignaal	alarme; alerte; appels au secours	S.O.S.; appel de secours; signe de détresse

Synonyms for "alarme":

alerte; agitation; effroi; peur; épouvante; émotion; frayeur; tourment; branle-bas; éveil; fringant; vif; leste; éveillé; rapide; antivol; bip; appréhension; crainte; inquiétude; pressentiment; prémonition; doute; angoisse; transe; appel; avertissement; signal; anxiété; émoi; phobie; affolement; trouble; panique; terreur; vigilance; sirène; séductrice; tocsin

Wiktionary Translations for alarme:

alarme

noun

signal pour faire courir aux armes ou pour appeler au secours.
- alarme → alarm

Cross Translation:

From	To	Via
• alarme	→ alarmkreet	↔ alarm — summons to arms
• alarme	→ alarm	↔ Alarm — Militär, Polizei, Feuerwehr: zur Frühwarnung oder bei Eintritt eines Schadensereignisses erfolgender Ruf zur Bereitschaft oder zur Warnung vor Gefahr

alarmé:

alarmé adj

alarmé (désespéré)
van streek; geschokt; ontzet; ontredderd
- van streek adj
- geschokt adj
- ontzet adj
- ontredderd adj
alarmé (inquiet)
beducht
- beducht adj

Translation Matrix for alarmé:

Noun	Related Translations	Other Translations
ontzet		levée d'un siège
Adjective	Related Translations	Other Translations
beducht	alarmé; inquiet
ontredderd	alarmé; désespéré
ontzet	alarmé; désespéré	ahuri; bouche bée; consterné; déconcerté; décontenancé; estomaqué; interloqué; muet; perplexe; ébahi; éberlué; époustouflé
Modifier	Related Translations	Other Translations
geschokt	alarmé; désespéré
van streek	alarmé; désespéré

Synonyms for "alarmé":

effrayé; effarouché; effaré; angoissé; inquiet; terrifié; apeuré; ému; affecté; agité; touché; troublé; remué; retourné; émotionné; ébranlé; consterné; bouleversé; attristé; apitoyé; horrifié; épouvanté; affolé; atterré; inquiété; stupéfié; terrorisé; soucieux; affairé; préoccupé; songeur; pensif; anxieux; contrarié; perplexe

alarmer:

alarmer verb (alarme, alarmes, alarmons, alarmez, alarment, alarmais, alarmait, alarmions, alarmiez, alarmaient, alarmai, alarmas, alarma, alarmâmes, alarmâtes, alarmèrent, alarmerai, alarmeras, alarmera, alarmerons, alarmerez, alarmeront)

alarmer (avertir; alerter; inquiéter; mettre en garde contre; angoisser; effrayer)
alarmeren
- alarmeren verb (alarmeer, alarmeert, alarmeerde, alarmeerden, gealarmeerd)
alarmer (effrayer; angoisser)
ongerust maken
- ongerust maken verb (maak ongerust, maakt ongerust, maakte ongerust, maakten ongerust, ongerust gemaakt)
alarmer (inquiéter; avertir; mettre en garde contre)
verontrusten; ontstellen
- verontrusten verb (verontrust, verontrustte, verontrustten, verontrust)
- ontstellen verb (ontstel, ontstelt, ontstelde, ontstelden, ontsteld)
alarmer (faire peur à; consterner; épouvanter; faire peur; intimider; angoisser; terroriser; tyranniser)
verschrikken; bangmaken; beangstigen; doen schrikken; angst aanjagen
- verschrikken verb (verschrik, verschrikt, verschrok, verschrokken, verschrokken)
- bangmaken verb (maak bang, maakt bang, maakte bang, maakten bang, bang gemaakt)
- beangstigen verb (beangstig, beangstigt, beangstigde, beangstigden, beangstigd)
- doen schrikken verb
- angst aanjagen verb (jaag angst aan, jaagt angst aan, joeg angst aan, joegen angst aan, angst aangejaagd)

Conjugations for alarmer:

Présent

alarme
alarmes
alarme
alarmons
alarmez
alarment

imparfait

alarmais
alarmais
alarmait
alarmions
alarmiez
alarmaient

passé simple

alarmai
alarmas
alarma
alarmâmes
alarmâtes
alarmèrent

futur simple

alarmerai
alarmeras
alarmera
alarmerons
alarmerez
alarmeront

subjonctif présent

que j'alarme
que tu alarmes
qu'il alarme
que nous alarmions
que vous alarmiez
qu'ils alarment

conditionnel présent

alarmerais
alarmerais
alarmerait
alarmerions
alarmeriez
alarmeraient

passé composé

ai alarmé
as alarmé
a alarmé
avons alarmé
avez alarmé
ont alarmé

divers

alarme!
alarmez!
alarmons!
alarmé
alarmant

1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for alarmer:

Verb	Related Translations	Other Translations
alarmeren	alarmer; alerter; angoisser; avertir; effrayer; inquiéter; mettre en garde contre
angst aanjagen	alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter
bangmaken	alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter
beangstigen	alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter	angoisser; effrayer; inquiéter
doen schrikken	alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter
ongerust maken	alarmer; angoisser; effrayer
ontstellen	alarmer; avertir; inquiéter; mettre en garde contre
verontrusten	alarmer; avertir; inquiéter; mettre en garde contre
verschrikken	alarmer; angoisser; consterner; faire peur; faire peur à; intimider; terroriser; tyranniser; épouvanter	effrayer; faire fuir; pousser; renvoyer; repousser

Synonyms for "alarmer":

alerter; effrayer; inquiéter; émouvoir; ennuyer; effaroucher; apeurer; épouvanter; terrifier; affoler; angoisser; effarer; tourmenter; traumatiser; attendrir; toucher; remuer; impressionner; affecter; troubler; attrister; saisir; exciter; enflammer; retourner; horrifier; atterrer; consterner; stupéfier; terroriser

Wiktionary Translations for alarmer:

alarmer

verb

(term, rare, sens étymologique) Faire prendre les armes à une garnison.
- alarmer → alarm slaan; alarmeren

alarmer

verb

door alarm oproepen of bijeenroepen
- alarmeren → alarmer
ongerust maken, zorgen baren
- verontrusten → inquiéter; alarmer

External Machine Translations:

Related Translations for alarme

Remove Ads

French and Dutch Search Results for: alarme

Detailed Translations for alarme from French to Dutch

alarme:

alarme [la ~] nomen

l'alarme (appels au secours; alerte)

l'alarme (appels au secours; alerte)

l'alarme

Translation Matrix for alarme:

Synonyms for "alarme":

Wiktionary Translations for alarme:

alarmé:

alarmé adj

alarmé (désespéré)

alarmé (inquiet)

Translation Matrix for alarmé:

Synonyms for "alarmé":

alarmer:

alarmer verb (alarme, alarmes, alarmons, alarmez, alarment, alarmais, alarmait, alarmions, alarmiez, alarmaient, alarmai, alarmas, alarma, alarmâmes, alarmâtes, alarmèrent, alarmerai, alarmeras, alarmera, alarmerons, alarmerez, alarmeront)

alarmer (avertir; alerter; inquiéter; mettre en garde contre; angoisser; effrayer)

alarmer (effrayer; angoisser)

alarmer (inquiéter; avertir; mettre en garde contre)

alarmer (faire peur à; consterner; épouvanter; faire peur; intimider; angoisser; terroriser; tyranniser)

Conjugations for alarmer:

Présent

imparfait

passé simple

futur simple

subjonctif présent

conditionnel présent

passé composé

divers

Translation Matrix for alarmer:

Synonyms for "alarmer":

Wiktionary Translations for alarmer:

Related Translations for alarme