Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. laisser-passer:
  2. laisser passer:
  3. Wiktionary:


French

Detailed Translations for laisser passer from French to Dutch

laisser-passer:

laisser-passer [le ~] nomen

  1. le laisser-passer (carte blanche; permis; autorisation)
    de vrijbrief

Translation Matrix for laisser-passer:

NounRelated TranslationsOther Translations
vrijbrief autorisation; carte blanche; laisser-passer; permis

laisser passer:

laisser passer verb

  1. laisser passer
    doorlaten
    • doorlaten verb (laat door, liet door, lieten door, doorgelaten)
  2. laisser passer
    doorsluizen
    • doorsluizen verb (sluis door, sluist door, sluisde door, sluisden door, doorgesluisd)
  3. laisser passer
  4. laisser passer (faire passer)
    voorbijlaten
    • voorbijlaten verb (laat voorbij, liet voorbij, lieten voorbij, voorbij gelaten)

Translation Matrix for laisser passer:

VerbRelated TranslationsOther Translations
doorlaten laisser passer
doorsluizen laisser passer utiliser le pipe
overheenlaten laisser passer
voorbijlaten faire passer; laisser passer

Wiktionary Translations for laisser passer:


Cross Translation:
FromToVia
laisser passer zwichten yield — to give way

Related Translations for laisser passer