Summary
French to Dutch: more detail...
-
banqueter:
-
Wiktionary:
banqueter → banketteren -
Synonyms for "banqueter":
festoyer; bambocher; ripailler; nocer; régaler; gueuletonner
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for banqueter from French to Dutch
banqueter: (*Using Word and Sentence Splitter)
- banque: bank; bankgebouw; handelsbank
- ter: driemaal
- ban: ban; kerkban; trompetgeschal; geschetter
- quêter: collecteren; geld inzamelen
- ôter: uitlichten; nemen uit; uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden; afnemen; stelen; wegnemen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; uitnemen; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; eruit nemen
Spelling Suggestions for: banqueter
banqueter:
Synonyms for "banqueter":
Wiktionary Translations for banqueter:
banqueter
verb
-
Faire bonne cher de compagnie.
- banqueter → banketteren
External Machine Translations:
Dutch