Interglot - échelon: French and Dutch Search Results found in the Interglot Translation Dictionary

Remove Ads

Summary

French to Dutch: more detail...

échelon:
- sport; trede van een ladder; echelon; geleding; laag; niveau; peil; graad; hiërarchie; rangorde; volgorde; rang; gelid; klimspoor; klimijzer
Wiktionary:
- échelon → sport

Dutch to French: more detail...

echelon:
- échelon; niveau; section

French

Detailed Translations for échelon from French to Dutch

échelon:

échelon [le ~] nomen

l'échelon (marche)
de sport; trede van een ladder
- sport [de ~] nomen
- trede van een ladder [znw.] nomen
l'échelon (niveau; section)
de echelon; de geleding; de laag
- echelon [de ~ (m)] nomen
- geleding [de ~ (v)] nomen
- laag [de ~] nomen
l'échelon (niveau; degré; grade; gradation; ordre; rang; titre)
het niveau; het peil; de graad
- niveau [het ~] nomen
- peil [het ~] nomen
- graad [de ~ (m)] nomen
l'échelon (ordre de préséance; hiérarchie; ordre; mise en ordre; arrangement; classement; position; échelle; ordonnance; gradation; niveau; titre; rang; degré; grade)
de hiërarchie; de rangorde; de volgorde; de rang
- hiërarchie [de ~ (v)] nomen
- rangorde [de ~] nomen
- volgorde [de ~] nomen
- rang [de ~ (m)] nomen
l'échelon (rang; grade; ordre; position)
de rang; de rangorde; het gelid
- rang [de ~ (m)] nomen
- rangorde [de ~] nomen
- gelid [het ~] nomen
l'échelon (grappin)
de klimspoor; het klimijzer
- klimspoor [de ~] nomen
- klimijzer [het ~] nomen

Translation Matrix for échelon:

Noun	Related Translations	Other Translations
echelon	niveau; section; échelon
geleding	niveau; section; échelon	articulation; jointure
gelid	grade; ordre; position; rang; échelon	bande; barre; corde; câble; file; ligne; rang; rangs; règle
graad	degré; gradation; grade; niveau; ordre; rang; titre; échelon	degré; degré de thermomètre; gradation; grade; grade militaire; grade scientifique; mesure; niveau; rang; titre
hiërarchie	arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon	hiérarchie
klimijzer	grappin; échelon
klimspoor	grappin; échelon
laag	niveau; section; échelon	couche; couche de protection; degré; enduit; gradation; mesure; niveau; norme; plan
niveau	degré; gradation; grade; niveau; ordre; rang; titre; échelon	considération; couche; degré; gradation; mesure; niveau; niveau de dimension; norme; notoriété; plan; prestige; renommée; réputation
peil	degré; gradation; grade; niveau; ordre; rang; titre; échelon	couche; degré; gradation; mesure; niveau; norme; plan
rang	arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon	classe; classe sociale; groupe social; ordre; rang; sorte
rangorde	arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon
sport	marche; échelon	sport
trede van een ladder	marche; échelon
volgorde	arrangement; classement; degré; gradation; grade; hiérarchie; mise en ordre; niveau; ordonnance; ordre; ordre de préséance; position; rang; titre; échelle; échelon
Adjective	Related Translations	Other Translations
laag		abject; avec mépris; bas; basse; bassement; courant; d'un air méprisant; d'un ton méprisant; d'usage; dédaigneusement; dédaigneux; déshonorant; généralement admis; habituel; honteusement; ignoble; ignoblement; indigne; indignement; infect; infâme; mauvais; méchant; méprisable; méprisant; normal; odieusement; odieux; ordinaire; ordinairement; pas haut; peu élevé; profond; quotidien; sans scrupules; situé bas; sous le vent; sur un ton méprisant; usuel; vachement; vil

Synonyms for "échelon":

degré; marche; barreau; grade; promotion; diplôme; hiérarchie; fonction; graduation; division; repère; niveau; palier; ligne; plan; stade; étape; phase; période

Wiktionary Translations for échelon:

échelon

noun

trede van een ladder
- sport → échelon

Dutch

Detailed Translations for échelon from Dutch to French

echelon:

echelon [de ~ (m)] nomen

de echelon (geleding; laag)
l'échelon; le niveau; la section
- échelon [le ~] nomen
- niveau [le ~] nomen
- section [la ~] nomen

Translation Matrix for echelon:

Noun	Related Translations	Other Translations
niveau	echelon; geleding; laag	dimensieniveau; etage; fase; graad; gradatie; hiërarchie; klasse; laag; mate; niveau; ontwikkelingsstadium; peil; pijlhoogte; plan; rang; rangorde; stadium; stand; verdieping; volgorde; waterpas; woonlaag
section	echelon; geleding; laag	afdeling; alinea; basisbestanddeel; bestanddeel; bestuursregio; component; deel; departement; detachement; divisie; doorsnede; doorsnee; element; fractie; gebied; gordel; ingrediënt; lid; onderdeel; paragraaf; presentatiesectie; regio; sectie; sectie-indeling; streek; stuk; tak; terrein; territorium; vakgroep; zone
échelon	echelon; geleding; laag	gelid; graad; hiërarchie; klimijzer; klimspoor; niveau; peil; rang; rangorde; sport; trede van een ladder; volgorde

Related Words for "echelon":

echelons

Remove Ads

French and Dutch Search Results for: échelon

Detailed Translations for échelon from French to Dutch

échelon:

échelon [le ~] nomen

l'échelon (marche)

l'échelon (niveau; section)

l'échelon (niveau; degré; grade; gradation; ordre; rang; titre)

l'échelon (ordre de préséance; hiérarchie; ordre; mise en ordre; arrangement; classement; position; échelle; ordonnance; gradation; niveau; titre; rang; degré; grade)

l'échelon (rang; grade; ordre; position)

l'échelon (grappin)

Translation Matrix for échelon:

Synonyms for "échelon":

Wiktionary Translations for échelon:

Detailed Translations for échelon from Dutch to French

echelon:

echelon [de ~ (m)] nomen

de echelon (geleding; laag)

Translation Matrix for echelon:

Related Words for "echelon":