Summary
French to Dutch: more detail...
-
trotter:
-
Wiktionary:
trotter → draven, dribbelen
trotter → sjokken, sukkelen -
Synonyms for "trotter":
courir; galoper; filer; bondir; décamper; détaler; poursuivre; pourchasser; marcher; cheminer; avancer; trottiner; clopiner; errer; flâner; vagabonder; précéder; suivre; défiler; venir; passer; tricoter; enjamber; arquer
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for trotter from French to Dutch
trotter: (*Using Word and Sentence Splitter)
- trot: draf; gang van een paard; draven; gedraaf
- ter: driemaal
- ôter: uitlichten; nemen uit; uittrekken; uitdoen; uitkleden; ontkleden; afnemen; stelen; wegnemen; plunderen; ontnemen; pikken; kapen; vervreemden; toeëigenen; verduisteren; uitnemen; jatten; inpikken; roven; ontfutselen; ontvreemden; wegkapen; benemen; verdonkeren; gappen; snaaien; wegpakken; verdonkeremanen; achteroverdrukken; wegpikken; leegstelen; eruit nemen