Summary
French to Dutch: more detail...
-
grand-parent:
-
Wiktionary:
grand-parent → grootouder
grand-parent → grootouder
-
Wiktionary:
French
Detailed Translations for grand-parent from French to Dutch
grand-parent: (*Using Word and Sentence Splitter)
- grand: groot; uitgebreid; uitvoerig; omstandig; ampel; breedvoerig; hooggespannen; ruim; wijd; geweldig; uitgewerkt; in details; rijzig; overvloedig; ruimschoots; royaal; rijkelijk; scheutig
- parent: ouder; familielid; bloedverwant; erfgenaam; geallieerd; soortgenoot; stamverwant; bovenliggend; bovenliggend item
- parenté: verwantschap; familielid; bloedverwant; band; verband; relatie; verbinding; samenhang; correlatie; stamverwantschap; aanverwantschap
- parer: weren; afweren; pareren; opmaken; optutten; opsmukken; make-up aanbrengen; verdedigen; verweren; kleden; verfraaien; optuigen; verluchten; zich kleden; tooien; opsieren; optooien; opschikken; uitmonsteren; zich mooi maken; zich uitdossen; zich tooien; zich uitmonsteren
Wiktionary Translations for grand-parent:
grand-parent
Cross Translation:
noun
grand-parent
-
L’un des deux grands-pères ou l’une des deux grands-mères d’une personne.
- grand-parent → grootouder
noun
-
de ouder van een ouder
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• grand-parent | → grootouder | ↔ grandparent — parent of one's parent |