French

Detailed Translations for surplus from French to Dutch

surplus:

surplus [le ~] nomen

  1. le surplus (supplément; prime; bonus)
    het surplus; het teveel; het overschot; het agio; de rest; het exces
  2. le surplus (excès; excédent; débordement; abondance)
    het surplus; het teveel; de overmaat; de overdaad
  3. le surplus (exces)
    de overmaat; rijkelijke maat
  4. le surplus (abondance; débordement; excès; immodération; excédent)
    het exces; de overvloed; de buitensporigheid; de overdaad
  5. le surplus (solde; restant; reste)
    het saldo
  6. le surplus (résidus; restants)
    de resten; de overschotten

Translation Matrix for surplus:

NounRelated TranslationsOther Translations
agio bonus; prime; supplément; surplus
buitensporigheid abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus caroncule; débauche; démesure; excentricité; excroissance; excès; extravagance; libertinage; protubérance
exces abondance; bonus; débordement; excès; excédent; immodération; prime; supplément; surplus caroncule; excentricité; excroissance; excès; extravagance; protubérance
overdaad abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus
overmaat abondance; débordement; exces; excès; excédent; surplus
overschot bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
overschotten restants; résidus; surplus
overvloed abondance; débordement; excès; excédent; immodération; surplus abondance; amas; fortune; grande quantité; luxe; luxuriance; magnificence; masse; multitude; opulence; pompe; profusion; richesse; somptuosité; splendeur; tas
rest bonus; prime; supplément; surplus restant; reste; résidu
resten restants; résidus; surplus
rijkelijke maat exces; surplus
saldo restant; reste; solde; surplus solde; solde de compte
surplus abondance; bonus; débordement; excès; excédent; prime; supplément; surplus
teveel abondance; bonus; débordement; excès; excédent; prime; supplément; surplus

Synonyms for "surplus":


Wiktionary Translations for surplus:

surplus
noun
  1. Ce qui reste ; ce qui excéder.

Cross Translation:
FromToVia
surplus overschot surplus — excess, overplus
surplus teveel Überschuss — etwas, das in größerer Menge da ist, als benötigt



Dutch

Detailed Translations for surplus from Dutch to French

surplus:

surplus [het ~] nomen

  1. het surplus (teveel; overmaat; overdaad)
    l'excès; l'excédent; le surplus; le débordement; l'abondance
  2. het surplus (teveel; overschot; agio; rest; exces)
    le surplus; le supplément; la prime; le bonus

Translation Matrix for surplus:

NounRelated TranslationsOther Translations
abondance overdaad; overmaat; surplus; teveel berg; buitensporigheid; exces; grote hoeveelheid; hoop; luxe; massa; overdaad; overdadig zijn; overvloed; overvloedig zijn; overvloedigheid; pracht; rijkelijkheid; talrijkheid; veelheid; weelde; weelderigheid
bonus agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel
débordement overdaad; overmaat; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overkoking; overstroming; overvloed; stortvloed; wolkbreuk
excès overdaad; overmaat; surplus; teveel bandeloosheid; buitenissigheid; buitensporigheid; exces; grens; grenzeloosheid; limiet; losbandigheid; mateloosheid; overdaad; overdaden; overdrevenheid; overmaten; overvloed; uiterste; uitspatting; uitwas; woede-uitbarsting; zedeloosheid
excédent overdaad; overmaat; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overvloed; overwaarde
prime agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel arbeidsloon; beloning; bezoldiging; bonus; eerbewijs; extra beloning; extraatje; gage; gratificatie; honorarium; loon; premie; prijs; salaris; soldij; tantième; toegift; toeslag; traktement; verdienste; vergoeding; verzekeringspremie; wedde; winstaandeel; winstdeel; winstdeling; winstuitkering
supplément agio; exces; overschot; rest; surplus; teveel aanhangsel; aanvulling; addendum; additie; appendix; bijbetaling; bijlage; bijmenging; bijvoeging; bijvoegsel; bonus; completering; extraatje; meezending; premie; supplement; suppletie; tantième; toegift; toelichting; toeslag; toevoeging; toevoegsel; verzekeringspremie; voltooiing; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
surplus agio; exces; overdaad; overmaat; overschot; rest; surplus; teveel buitensporigheid; exces; overdaad; overmaat; overschotten; overvloed; resten; rijkelijke maat; saldo

Related Words for "surplus":

  • surplussen