French
Detailed Translations for animal familier from French to Dutch
animal familier: (*Using Word and Sentence Splitter)
- animal: dier; beest; dierlijk; beestachtig; smeerlap; schoft; smiecht; fielt; smiek; schoelje
- familier: bekend; vertrouwd; gezellig; knus; huiselijk; knusjes; onderhoudend; sociabel; familiair; makkelijk in de omgang; tutoyerend; lekker; voorlopig; fijn; aangenaam; prettig; vrijblijvend; informeel; gast; vaste klant; terloops; losjes; stamgast; habitué; in het voorbijgaan; plezierig; gemeenzaam; brutaal; vrijpostig; stoutmoedig; vrijmoedig; genoeglijk; onbeschroomd; niet beschroomd
Wiktionary Translations for animal familier:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• animal familier | → huisdier | ↔ pet — an animal kept as a companion |