Summary
French
Detailed Translations for moucher from French to Dutch
moucher: (*Using Word and Sentence Splitter)
- mou: week; lief; schattig; enig; allerliefst; vertederend; snoezig; dottig; zwak; flauw; zwakjes; flauwtjes; oud; plat; muf; oudbakken; verschaald; oubakken; pluizig; voos; murw; mat; slap; lusteloos; futloos; zweterig; naar zweet ruikend; lamlendig; lamzalig
- cher: beste; lieve; geachte; duur; kostbaar; hooggeprijsd; lief; geliefd; bemind; favoriete; lievelings; dierbaar; geselecteerd; toegenegen; verkoren; prijzig; geliefde; dierbare; bevallig; schattig; enig; allerliefst; vertederend; snoezig; dottig; beminnelijk; waardevol; leuk; aardig; sympathiek; zeer geachte; populair; gevierd