French
Detailed Translations for à bas from French to Dutch
à bas: (*Using Word and Sentence Splitter)
- A: EVERYONE; A
- avoir: hebben; bezitten; beschikken over; in eigendom hebben; afzetten; bedriegen; oplichten; misleiden; belazeren; bedonderen; besodemieteren; beduvelen; zwendelen; bezit; tegoed; baten; activa; vermogen; geldelijk vermogen; creditnota
- à: naar; toe; naar toe; in; te; van; aan; bij; erbij; erop; ergens naartoe; via; ter; à; daaraan
- ça: het
- BAS: Business Activity Statement; BAS
- bas: laag; laaghartig; onedel; niet hoog; laag-bij-de-grond; diep; laag liggend; kous; kniekous; gemeen; stiekem; sluw; achterbaks; geslepen; geraffineerd; geniepig; listig; leep; slinks; doortrapt; gewiekst; snood; uitgekookt; gehaaid; gluiperig; vals; onwaar; onecht; nagemaakt; bedriegelijk; gefingeerd; gedempt; halfluid; grof; plat; lomp; banaal; triviaal; vunzig; schunnig; platvloers; laaghangend; ploertig
Spelling Suggestions for: à bas
Wiktionary Translations for à bas:
External Machine Translations:
Related Translations for à bas
Dutch