Noun | Related Translations | Other Translations |
impulsion
|
aandrift; drift; gevoel; instinct; intuïtie
|
aandrang; aandrift; aanmoediging; aansporing; aanzet; animering; drang; drift; duw; duwtje; impuls; initiatief; luim; neiging; opwekking; opwelling; por; prikkel; stimulans; stimulering; stoot; stootje; zet
|
instinct
|
aandrift; drift; gevoel; instinct; intuïtie; natuurdrift
|
impuls; luim; opwelling; prikkel
|
intuition
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
aanvoelen; feeling; gevoel; voorgevoel
|
nez
|
aandrift; instinct; natuurdrift
|
neus; neus anatomie; speurzin
|
odorat
|
aandrift; instinct; natuurdrift
|
reuk; reukvermogen; reukzin
|
penchant
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inclinatie; keuze; neiging; smaak; stemming; tendentie; voorkeur; voorliefde
|
pulsion
|
aandrift; drift; instinct
|
|
sens inné
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
|
sensation
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
emotie; gemoedsbeweging; gevoel; gewaarwording; ontroering; opschudding; opzien; prikkeling; sensatie; vertedering; verwarring; zintuiglijke gewaarwording
|
sentiment
|
gevoel; instinct; intuïtie
|
gevoel; gewaarwording; prikkeling; sensatie; sentiment; zintuiglijke gewaarwording
|
tendance
|
aandrift; drift; instinct
|
geest; gemoedstoestand; geneigdheid; gerichtheid op; gezindheid; hang; inclinatie; mode; modeverschijnsel; neiging; oriëntatie op; stemming; strekking; tendens; tendentie; teneur; trend
|