Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Search: blagueur

French and Dutch Search Results for: blagueur

Summary

French to Dutch: more detail...

blagueur:
- grapjas; lolbroek; praatjes; praatjes hebben; hol vat; leeg vat
Wiktionary:
- blagueur → grapjas, grappenmaker, paljas, lolbroek

French

Detailed Translations for blagueur from French to Dutch

blagueur:

blagueur [le ~] nomen

le blagueur (rigolo)
de grapjas; de lolbroek
- grapjas [de ~ (m)] nomen
- lolbroek [de ~] nomen
le blagueur (hâbleur)
de praatjes; praatjes hebben
- praatjes [de ~] nomen, plural
- praatjes hebben [znw.] nomen
le blagueur (tonneau creux; vantard; fanfaron; bluffeur)
hol vat; leeg vat
- hol vat [znw.] nomen
- leeg vat [znw.] nomen

Translation Matrix for blagueur:

Noun	Related Translations	Other Translations
grapjas	blagueur; rigolo
hol vat	blagueur; bluffeur; fanfaron; tonneau creux; vantard
leeg vat	blagueur; bluffeur; fanfaron; tonneau creux; vantard
lolbroek	blagueur; rigolo	clown; comique; comédien; farceur; plaisantin
praatjes	blagueur; hâbleur	babillage; bavardage; bavardages; calomnie; causeries; causettes; clabaudage; commérage; commérages; papotage; racontars; radotages; ragot; ragots
praatjes hebben	blagueur; hâbleur

Synonyms for "blagueur":

hâbleur; farceur; bouffon; facétieux; goguenard; gouailleur; loustic; narquois; plaisantin; bluffeur; bonimenteur; bravache; brodeur; charlatan; esbroufeur; fanfaron; menteur; mythomane; vantard; ironique; moqueur; persifleur; sarcastique; mensonger; trompeur; faux; hypocrite; caustique; narquoise; railleur; malicieux; pince-sans-rire; frondeur; sardonique; taquin; espiègle; pitre; clown; humoriste

Wiktionary Translations for blagueur:

Cross Translation:

From	To	Via
• blagueur	→ grapjas; grappenmaker; paljas; lolbroek	↔ Spaßvogel — jemand, der mit seinen lustigen Einfällen und Späßen andere gerne erheitert