Summary
French to Dutch: more detail...
-
brillant:
- ingenieus; knap; vindingrijk; briljant; kundig; vaardig; kunstig; glimmend; blinkend; uitstekend; groots; geweldig; fantastisch; schitterend; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; uitnemend; glanzend; clever; slim; schrander; snugger; kien; uitgeslapen; pienter; betoverend; prachtig; luisterrijk; glinsterend; fonkelend; lumineus; lichtgevend; geniaal; fenomenaal; uitblinkend; beter dan de rest; glansrijk; schijnend; licht gevend; lichtend; briljante; glunderend; pralend
-
briller:
- schijnen; licht geven; stralen; fonkelen; flikkeren; glanzen; sprankelen; twinkelen; oplichten; flitsen; lichten; schitteren; glinsteren; glitteren; glimmen; blinken; onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; uitmunten; iets uitstralen; licht schijnen; licht uitzenden; blaken
-
Wiktionary:
- brillant → briljant
- brillant → schitterend
- brillant → helder, fel, intelligent, slim, monter, levendig, bont, stralend, briljant, meesterlijk, virtuoos, schitterend, geniaal, glanzend, gloeiend
- briller → blinken, glanzen, schijnen, schitteren, stralen
- briller → schitteren, glanzen, glitteren, glimmen, schijnen, stralen
French
Detailed Translations for brillant from French to Dutch
brillant:
-
brillant (ingénieuse; astucieux; ingénieux; averti; agile; avisé; habile; avec astuce; habilement; ingénieusement; astucieusement)
-
brillant (luisant; resplendissant; reluisant)
-
brillant (magnifique; merveilleux; éblouissant; fabuleux; superbe; excellent; splendide; formidable; au mieux; de première classe; éclatant; saillant; grandiose; parfait; fantastique; sublime; resplendissant; avec éclat)
uitstekend; groots; geweldig; fantastisch; schitterend; voortreffelijk; magnifiek; grandioos; uitnemend-
uitstekend adj
-
groots adj
-
geweldig adj
-
fantastisch adj
-
schitterend adj
-
voortreffelijk adj
-
magnifiek adj
-
grandioos adj
-
uitnemend adj
-
-
brillant (luisant; étincelant; rayonnant)
-
brillant (malin; intelligent; futé; adroit; judicieux; rusé; sagacieux; habile; débrouillard; agile; perspicace; astucieux; ingénieux; roublard)
-
brillant (fantastique; magnifique; glorieux; fabuleux; fascinant; formidable; superbe; glorieusement; brillamment; splendide)
betoverend; magnifiek; schitterend; prachtig; luisterrijk-
betoverend adj
-
magnifiek adj
-
schitterend adj
-
prachtig adj
-
luisterrijk adj
-
-
brillant (magnifique; éblouissant; glorieux; avec éclat; éclatant; brillamment; de toute beauté; splendide; étincelant; magnifiquement; glorieusement; splendidement; resplendissant)
-
brillant (lumineux; phosphorescent)
-
brillant (splendide; lumineux; magnifique; superbe; excellent; génial; phénoménal; de façon formidable; formidable; superbement; de génie; splendidement; d'une façon géniale)
-
brillant (excellent; phénoménal; de façon formidable; étincelant; brillamment)
-
brillant (magnifique)
-
brillant (luisant; lumineux; phosphorescent)
-
brillant (brillamment; étincelant; d'une façon géniale)
-
brillant (scintillant; luisant)
-
brillant (rayonnant; étincelant; luisant)
glunderend-
glunderend adj
-
-
brillant
Translation Matrix for brillant:
Synonyms for "brillant":
Wiktionary Translations for brillant:
brillant
Cross Translation:
noun
adjective
-
prachtig, bijzonder mooi
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• brillant | → helder; fel | ↔ bright — visually dazzling, luminous, radiant |
• brillant | → intelligent; slim | ↔ bright — intelligent |
• brillant | → monter; levendig; bont | ↔ bright — vivid |
• brillant | → stralend | ↔ brilliant — shining brightly |
• brillant | → briljant; meesterlijk; virtuoos | ↔ brilliant — surpassing excellence (primarily UK usage) |
• brillant | → briljant; schitterend | ↔ brilliant — magnificent or wonderful (primarily UK usage) |
• brillant | → briljant; geniaal | ↔ brilliant — highly intelligent |
• brillant | → glanzend | ↔ glossy — having a reflective surface |
• brillant | → gloeiend | ↔ glowing — that which glows |
briller:
briller verb (brille, brilles, brillons, brillez, brillent, brillais, brillait, brillions, brilliez, brillaient, brillai, brillas, brilla, brillâmes, brillâtes, brillèrent, brillerai, brilleras, brillera, brillerons, brillerez, brilleront)
-
briller (faire soleil; rayonner; illuminer; luire; donner de lumière)
-
briller (étinceler; resplendir)
-
briller (provoquer un éclat de lumière; foudroyer; fulgurer; donner des éclairs; faire des éclairs; jaillir; décharger)
-
briller
-
briller
-
briller (exceller; rayonner; étinceler; luire; scintiller; resplendir; reluire)
-
briller (scintiller; étinceler)
-
briller (luire; reluire)
-
briller (exceller)
onderscheiden; overtreffen; excelleren; uitblinken; uitblinken boven; uitsteken; schitteren; uitmunten-
excelleren verb
-
uitblinken boven verb (blink uit boven, blinkt uit boven, blonk uit boven, blonken uit boven, uitgeblonken boven)
-
briller (émettre qc; rayonner; resplendir; étinceler; luire; respirer qc)
-
briller (luire; rayonner; resplendir; étinceler)
-
briller (rayonner; être plein de vie; luire; resplendir; étinceler; être plein d'ardeur)
Conjugations for briller:
Présent
- brille
- brilles
- brille
- brillons
- brillez
- brillent
imparfait
- brillais
- brillais
- brillait
- brillions
- brilliez
- brillaient
passé simple
- brillai
- brillas
- brilla
- brillâmes
- brillâtes
- brillèrent
futur simple
- brillerai
- brilleras
- brillera
- brillerons
- brillerez
- brilleront
subjonctif présent
- que je brille
- que tu brilles
- qu'il brille
- que nous brillions
- que vous brilliez
- qu'ils brillent
conditionnel présent
- brillerais
- brillerais
- brillerait
- brillerions
- brilleriez
- brilleraient
passé composé
- ai brillé
- as brillé
- a brillé
- avons brillé
- avez brillé
- ont brillé
divers
- brille!
- brillez!
- brillons!
- brillé
- brillant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for briller:
Synonyms for "briller":
Wiktionary Translations for briller:
briller
Cross Translation:
verb
briller
-
(term, sens étymologique, désormais inusité) S’agiter, aller de-ci de-là, frétiller d’impatience.
- briller → blinken; glanzen; schijnen; schitteren
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• briller | → schitteren | ↔ glitter — to sparkle with light |
• briller | → glanzen; glitteren; glimmen | ↔ sheen — shine; glisten |
• briller | → schijnen; stralen | ↔ shine — to emit light |
• briller | → schijnen | ↔ scheinen — Licht aussenden |