French
Detailed Translations for casser la croûte from French to Dutch
casser la croûte:
-
casser la croûte (dîner; manger; déjeuner; souper; bouffer; consommer; déguster; croquer)
consumeren; gebruiken; nuttigen; opeten; verorberen; tot zich nemen; oppeuzelen-
tot zich nemen verb (neem mij tot zich, neemt je tot zich, neemt zich tot zich, zich, je, zich tot zich genomen)
-
casser la croûte (bouffer)
-
casser la croûte (consommer; goûter; souper; manger; bouffer; déjeuner; dîner)
-
casser la croûte (ronger; savourer; consommer; bouffer; grignoter; manger; goûter; déguster; croquer; sucer; suçoter)
Translation Matrix for casser la croûte:
External Machine Translations: