Interglot - "chaussée" translated from French to Dutch

Summary

French to Dutch: more detail...

chaussée:
- straat; weg; baan; straatweg; rijbaan; gedeelte van de weg; rijweg; rijstrook; pokerterm voor straat
Wiktionary:
- chaussée → waterkering, eenbaansweg, heerbaan, rijweg, steenweg, straatweg, hoofdweg, baan
- chaussée → rijbaan, waterkering, wegdek

French

Detailed Translations for chaussée from French to Dutch

la chaussée (rue; route pavée; voie; route; itinéraire; piste; trajet; parcours)
de straat
– verharde weg tussen twee rijen huizen ¹
- straat [de ~] nomen
  - in welke straat woon jij?¹
de weg
– strook grond die geschikt is voor verkeer ¹
- weg [de ~ (m)] nomen
  - die weg loopt van Amsterdam naar Amstelveen¹
de baan; de straatweg
- baan [de ~ (m)] nomen
- straatweg [de ~ (m)] nomen
la chaussée (bande de voie; voie; piste)
de rijbaan; gedeelte van de weg; de rijweg; de rijstrook; de baan
- rijbaan [de ~] nomen
- gedeelte van de weg [znw.] nomen
- rijweg [de ~ (m)] nomen
- rijstrook [de ~] nomen
- baan [de ~ (m)] nomen
la chaussée
de straat; pokerterm voor straat
- straat [de ~] nomen
- pokerterm voor straat [znw.] nomen

Noun	Related Translations	Other Translations
baan	bande de voie; chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie	boulot; circuit; emploi; fonction; itinéraire; job; lieu de travail; ligne de chemin de fer; manche; occupation; office; parcours; patinoire; piste; portion de route; position; poste; ronde; route; service salarié; situation; tour; tournée; trajet; travail; voie
gedeelte van de weg	bande de voie; chaussée; piste; voie
pokerterm voor straat	chaussée
rijbaan	bande de voie; chaussée; piste; voie	voie
rijstrook	bande de voie; chaussée; piste; voie
rijweg	bande de voie; chaussée; piste; voie
straat	chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie
straatweg	chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie
weg	chaussée; itinéraire; parcours; piste; route; route pavée; rue; trajet; voie	itinéraire; manche; parcours; portion de route; ronde; route; tour; tournée; trajet; voie
Adverb	Related Translations	Other Translations
weg		changé d'air; de; depuis; disparu; dès; parti; passé; perdu; place; place par là; péri; égaré

chaussée

noun

talus construit pour retenir l’eau
- chaussée → waterkering
Sorte de talus qu’on faire au bord d’une rivière, d’un étang, pour retenir l’eau.
- chaussée → eenbaansweg; heerbaan; rijweg; steenweg; straatweg; hoofdweg

chaussée

noun

Cross Translation:

From	To	Via
• chaussée	→ rijbaan	↔ carriageway — part of a road that carries traffic
• chaussée	→ waterkering	↔ embankment — artificial mound of earth and stone
• chaussée	→ wegdek	↔ pavement — surface of road