Summary
French to Dutch: more detail...
-
conclure:
- besluiten; beslissen; afsluiten; naar einde toewerken; beëindigen; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan; concluderen; opmaken uit; een gevolgtrekking maken; afronden; completeren; laatste gedeelte afmaken; deduceren; afleiden; voltooien; afmaken; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; afkrijgen; klaarkrijgen
-
Wiktionary:
- conclure → afleiden, besluiten, concluderen, een gevolgtrekking maken
- conclure → sluiten, beëindigen, besluiten, concluderen, deduceren, afleiden, afronden
French
Detailed Translations for conclure from French to Dutch
conclure:
conclure verb (conclus, conclut, concluons, concluez, concluent, concluais, concluait, concluions, concluiez, concluaient, conclûmes, conclûtes, conclurent, conclurai, concluras, conclura, conclurons, conclurez, concluront)
-
conclure (décider; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; stopper; prendre fin)
-
conclure (terminer; clôturer; clore; fermer; barrer; boucher; verrouiller)
-
conclure (cesser; finir; arrêter; terminer; mettre fin à; se terminer; suspendre; achever; en finir; résilier; mettre au point; couper; parvenir à enlever; casser; stopper; parachever; interrompre; prendre fin; tenir levé; limiter; délimiter; s'achever)
beëindigen; afsluiten; eindigen; ophouden; stoppen; een einde maken aan-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
-
conclure
concluderen; opmaken uit; een gevolgtrekking maken-
opmaken uit verb
-
een gevolgtrekking maken verb (maak een gevolgtrekking, maakt een gevolgtrekking, maakte een gevolgtrekking, maakten een gevolgtrekking, een gevolgtrekking gemaakt)
-
conclure (achever; compléter; finir)
-
conclure (déduire; dériver)
-
conclure (achever; compléter; finir; accomplir; mettre au point; effectuer; supprimer; terminer; mettre fin à; réussir à achever; compléter quelque chose; faire; se terminer; exécuter; parfaire; parachever; prendre fin; en finir; s'achever; s'acquitter de)
completeren; voltooien; afronden; afmaken; beëindigen; afwerken; klaarmaken; volbrengen; volmaken; een einde maken aan; afkrijgen; klaarkrijgen-
een einde maken aan verb (maak een einde aan, maakt een einde aan, maakte een einde aan, maakten een einde aan, een einde gemaakt aan)
Conjugations for conclure:
Présent
- conclus
- conclus
- conclut
- concluons
- concluez
- concluent
imparfait
- concluais
- concluais
- concluait
- concluions
- concluiez
- concluaient
passé simple
- conclus
- conclus
- conclut
- conclûmes
- conclûtes
- conclurent
futur simple
- conclurai
- concluras
- conclura
- conclurons
- conclurez
- concluront
subjonctif présent
- que je conclue
- que tu conclues
- qu'il conclue
- que nous concluions
- que vous concluiez
- qu'ils concluent
conditionnel présent
- conclurais
- conclurais
- conclurait
- conclurions
- concluriez
- concluraient
passé composé
- ai conclu
- as conclu
- a conclu
- avons conclu
- avez conclu
- ont conclu
divers
- conclus!
- concluez!
- concluons!
- conclu
- concluant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles
Translation Matrix for conclure:
Synonyms for "conclure":
Wiktionary Translations for conclure:
conclure
Cross Translation:
verb
conclure
-
Traductions à trier suivant le sens
- conclure → afleiden; besluiten; concluderen; een gevolgtrekking maken
verb
-
(overgankelijk) tot een besluit komen
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• conclure | → sluiten; beëindigen | ↔ close — put an end to |
• conclure | → besluiten; concluderen | ↔ conclude — to end |
• conclure | → deduceren; afleiden | ↔ derive — deduce (a conclusion) by reasoning |
• conclure | → afronden | ↔ wrap up — To finish off a task completely |