Home ->Dictionaries ->French/Dutch ->Translate tuer

Translate tuer from French to Dutch

Summary
French to Dutch:   more detail...
  1. tuer:
  2. Wiktionary:

French

Detailed Translations for tuer from French to Dutch

tuer:

tuer verb (tue, tues, tuons, tuez, )

  1. tuer (assassiner; liquider; abattre; )
    doden; vermoorden; liquideren; van kant maken; doodmaken; afmaken; doodslaan; ombrengen
    • doden verb (dood, doodt, doodde, doodden, gedood)
    • vermoorden verb (vermoord, vermoordt, vermoordde, vermoordden, vermoord)
    • liquideren verb (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)
    • van kant maken verb (maak van kant, maakt van kant, maakte van kant, maakten van kant, van kant gemaakt)
    • doodmaken verb (maak dood, maakt dood, maakte dood, maakten dood, doodgemaakt)
    • afmaken verb (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • doodslaan verb (sla dood, slaat dood, sloeg dood, sloegen dood, doodgeslagen)
    • ombrengen verb (breng om, brengt om, bracht om, brachten om, omgebracht)
  2. tuer (assassiner; couper la gorge à; anéantir; )
    afmaken; moorden; afslachten; doden; ombrengen; om het leven brengen; vermoorden
    • afmaken verb (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • moorden verb (moord, moordt, moordde, moordden, gemoord)
    • afslachten verb (slacht af, slachtte af, slachtten af, afgeslacht)
    • doden verb (dood, doodt, doodde, doodden, gedood)
    • ombrengen verb (breng om, brengt om, bracht om, brachten om, omgebracht)
    • vermoorden verb (vermoord, vermoordt, vermoordde, vermoordden, vermoord)
  3. tuer (exécuter; assassiner; fusiller; )
    executeren; doodvonnis uitvoeren; vermoorden; doodschieten; om het leven brengen; ombrengen
  4. tuer (abattre; couper la gorge à; égorger; massacrer)
    slachten
    • slachten verb (slacht, slachtte, slachtten, geslacht)
  5. tuer (tuer d'un coup de fusil; fusiller)
    doodschieten; afschieten; fusilleren; afknallen
    • doodschieten verb (schiet dood, schoot dood, schoten dood, doodgeschoten)
    • afschieten verb (schiet af, schoot af, schoten af, afgeschoten)
    • fusilleren verb (fusilleer, fusilleert, fusilleerde, fusilleerden, gefusilleerd)
    • afknallen verb (knal af, knalt af, knalde af, knalden af, afgeknald)
  6. tuer (flinguer; abattre; descendre)
    neerschieten; overhoopschieten
  7. tuer (éliminer une personne; exécuter; assassiner; liquider)
    liquideren; afmaken; uit de weg ruimen; koudmaken
    • liquideren verb (liquideer, liquideert, liquideerde, liquideerden, geliquideerd)
    • afmaken verb (maak af, maakt af, maakte af, maakten af, afgemaakt)
    • uit de weg ruimen verb (ruim uit de weg, ruimt uit de weg, ruimde uit de weg, ruimden uit de weg, uit de weg geruimd)
    • koudmaken verb

Conjugations for tuer:

Présent
  1. tue
  2. tues
  3. tue
  4. tuons
  5. tuez
  6. tuent
imparfait
  1. tuais
  2. tuais
  3. tuait
  4. tuions
  5. tuiez
  6. tuaient
passé simple
  1. tuai
  2. tuas
  3. tua
  4. tuâmes
  5. tuâtes
  6. tuèrent
futur simple
  1. tuerai
  2. tueras
  3. tuera
  4. tuerons
  5. tuerez
  6. tueront
subjonctif présent
  1. que je tue
  2. que tu tues
  3. qu'il tue
  4. que nous tuions
  5. que vous tuiez
  6. qu'ils tuent
conditionnel présent
  1. tuerais
  2. tuerais
  3. tuerait
  4. tuerions
  5. tueriez
  6. tueraient
passé composé
  1. ai tué
  2. as tué
  3. a tué
  4. avons tué
  5. avez tué
  6. ont tué
divers
  1. tue!
  2. tuez!
  3. tuons!
  5. tué
  6. tuant
1. je, 2. tu, 3. il/elle/on, 4. nous, 5. vous, 6. ils/elles

Translation Matrix for tuer:

NounRelated TranslationsOther Translations
afknallen l'abattre
afmaken abattage; achèvement; boucherie; carnage; exécution; finition; massacre; tuerie
afschieten acte de shooter; tir
afslachten abattage; boucherie; carnage; exécution; massacre; tuerie
doden liquidation de qn; mise à mort
doodschieten fait de flinguer; fait de tirer; fait de tuer
neerschieten fait de flinguer; fait de tirer; fait de tuer
van kant maken liquidation de qn; mise à mort
VerbRelated TranslationsOther Translations
afknallen fusiller; tuer; tuer d'un coup de fusil
afmaken abattre; anéantir; assassiner; couper la gorge à; descendre; décharger; exterminer; exécuter; liquider; perfectionner; serrer la gorge; supprimer; tuer; égorger; éliminer une personne accomplir; achever; améliorer; compléter; compléter quelque chose; conclure; effectuer; en finir; exécuter; faire; finir; mettre au point; mettre fin à; parachever; parfaire; perfectionner; prendre fin; rendre complet; réussir à achever; s'achever; s'acquitter de; se terminer; supplémenter; supprimer; terminer
afschieten fusiller; tuer; tuer d'un coup de fusil décharger; faire du tir; ouvrir le feu; tirer
afslachten anéantir; assassiner; couper la gorge à; décharger; exterminer; perfectionner; serrer la gorge; tuer; égorger
doden abattre; anéantir; assassiner; couper la gorge à; descendre; décharger; exterminer; liquider; perfectionner; serrer la gorge; supprimer; tuer; égorger
doodmaken abattre; assassiner; descendre; liquider; supprimer; tuer; égorger
doodschieten abattre; assassiner; descendre; exécuter; fusiller; tuer; tuer d'un coup de fusil; égorger
doodslaan abattre; assassiner; descendre; liquider; supprimer; tuer; égorger
doodvonnis uitvoeren abattre; assassiner; descendre; exécuter; fusiller; tuer; égorger
executeren abattre; assassiner; descendre; exécuter; fusiller; tuer; égorger exécuter; mettre à mort
fusilleren fusiller; tuer; tuer d'un coup de fusil fusiller
koudmaken assassiner; exécuter; liquider; tuer; éliminer une personne
liquideren abattre; assassiner; descendre; exécuter; liquider; supprimer; tuer; égorger; éliminer une personne liquider; supprimer
moorden anéantir; assassiner; couper la gorge à; décharger; exterminer; perfectionner; serrer la gorge; tuer; égorger
neerschieten abattre; descendre; flinguer; tuer abattre; descendre; décharger; fusiller; tirer au fusil sur; tirer sur
om het leven brengen abattre; anéantir; assassiner; couper la gorge à; descendre; décharger; exterminer; exécuter; fusiller; perfectionner; serrer la gorge; tuer; égorger
ombrengen abattre; anéantir; assassiner; couper la gorge à; descendre; décharger; exterminer; exécuter; fusiller; liquider; perfectionner; serrer la gorge; supprimer; tuer; égorger
overhoopschieten abattre; descendre; flinguer; tuer
slachten abattre; couper la gorge à; massacrer; tuer; égorger
uit de weg ruimen assassiner; exécuter; liquider; tuer; éliminer une personne
van kant maken abattre; assassiner; descendre; liquider; supprimer; tuer; égorger
vermoorden abattre; anéantir; assassiner; couper la gorge à; descendre; décharger; exterminer; exécuter; fusiller; liquider; perfectionner; serrer la gorge; supprimer; tuer; égorger

Synonyms for "tuer":


Wiktionary Translations for tuer:

tuer
verb
  1. ôter la vie d’une manière violente ; il ne se dit pas quand il s’agit soit d’une exécution de justice, soit d’une mort par noyade, étouffement ou empoisonnement.
tuer
verb
  1. iemand van het leven beroven.
  2. gewelddadig van het leven beroven
Cross Translation:
FromToVia
• tuer → doden; vermoorden ↔ kill — put to death
• tuer → doden; vermoorden ↔ slay — to kill, murder
• tuer → koud maken ↔ waste — to kill

Related Translations for tuer







Your free, fast, and simple translation dictionary

Copyright © 2000-2024 Interglot ®

Page served in 0.0837 seconds
Page rendered in 1.0 seconds