Dutch
Detailed Translations for bedrukken from Dutch to German
bedrukken:
-
bedrukken (opdrukken; overdrukken)
Conjugations for bedrukken:
o.t.t.
- bedruk
- bedrukt
- bedrukt
- bedrukken
- bedrukken
- bedrukken
o.v.t.
- bedrukte
- bedrukte
- bedrukte
- bedrukten
- bedrukten
- bedrukten
v.t.t.
- heb bedrukt
- hebt bedrukt
- heeft bedrukt
- hebben bedrukt
- hebben bedrukt
- hebben bedrukt
v.v.t.
- had bedrukt
- had bedrukt
- had bedrukt
- hadden bedrukt
- hadden bedrukt
- hadden bedrukt
o.t.t.t.
- zal bedrukken
- zult bedrukken
- zal bedrukken
- zullen bedrukken
- zullen bedrukken
- zullen bedrukken
o.v.t.t.
- zou bedrukken
- zou bedrukken
- zou bedrukken
- zouden bedrukken
- zouden bedrukken
- zouden bedrukken
en verder
- ben bedrukt
- bent bedrukt
- is bedrukt
- zijn bedrukt
- zijn bedrukt
- zijn bedrukt
diversen
- bedruk!
- bedrukt!
- bedrukt
- bedrukkende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bedrukken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
bedrücken | bedrukken; opdrukken; overdrukken |