Dutch

Detailed Translations for bonus from Dutch to German

bonus:

bonus [de ~ (m)] nomen

  1. de bonus (tantième; toeslag; premie; extraatje)
    der Zuschlag; der Bonus; die Prämie; der Aufschlag; die Extravergütung; Aufgeld; die Gratifikation; die Gewinnausschüttung; die Tantieme; der Gewinnanteil

Translation Matrix for bonus:

NounRelated TranslationsOther Translations
Aufgeld bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag loonsverbetering; loonsverhoging; opslag; salarisverhoging
Aufschlag bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag loonsverbetering; loonsverhoging; opcenten; opslag; revers; salarisverhoging; slagbeurt
Bonus bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag
Extravergütung bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag loonsverbetering; loonsverhoging; opslag; salarisverhoging
Gewinnanteil bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstaandeel; winstdeel; winstdeling; winstuitkering
Gewinnausschüttung bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag dividend; tantième; winstaandeel; winstdeling; winstuitkering
Gratifikation bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag extra beloning; gratificatie; premie
Prämie bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag extra beloning; loonsverbetering; loonsverhoging; opslag; premie; salarisverhoging; tantième; verzekeringspremie; winstdeel
Tantieme bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag tantième; winstdeel
Zuschlag bonus; extraatje; premie; tantième; toeslag loonsverbetering; loonsverhoging; opcenten; opslag; salarisverhoging; toeslag

Related Words for "bonus":

  • bonussen

Wiktionary Translations for bonus:

bonus
noun
  1. -

Cross Translation:
FromToVia
bonus Bonus; Dreingabe bonus — something extra that is good
bonus Prämie; Bonus bonus — extra amount of money given as a premium
bonus Bonus bonusprime.