Dutch

Detailed Translations for boxen from Dutch to German

boxen:

boxen [de ~] nomen, plural

  1. de boxen (luidsprekers)
    der Lautsprechern

Translation Matrix for boxen:

NounRelated TranslationsOther Translations
Lautsprechern boxen; luidsprekers

Related Words for "boxen":


boxen form of box:

box [de ~ (m)] nomen

  1. de box (opbergruimte)
    die Box; Gehäuse; die Schachtel; der Karton; die Dose; Klo; der Schuppen; Gefäß; Kittchen; Loch; die Büchse; der Kasten; Abteil; die Kapsel; der Verschlag; der Flugschreiber
  2. de box (babybox)
    der Babybox

Translation Matrix for box:

NounRelated TranslationsOther Translations
Abteil box; opbergruimte
Babybox babybox; box
Box box; opbergruimte hutje; kot; krot
Büchse box; opbergruimte blik; blikje; buitenkant; buks; bus; busje; conservenblik; doos; dun metaal; etui; foedraal; huls; karabijn; koker; kokervormig doosje; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; tin; trom; trommel
Dose box; opbergruimte blik; blikje; buitenkant; bus; conservenblik; doos; dosis; huls; metaal; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergblik; opbergdoos; portie; tin; trom; trommel; verpakking
Flugschreiber box; opbergruimte buitenkant; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel
Gefäß box; opbergruimte bak; beker; bokaal; buitenkant; cup; doos; etensbak; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; ovenschaal; schaal; verpakking
Gehäuse box; opbergruimte buitenkant; etui; foedraal; huls; klokhuis; koker; kokervormig doosje; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; verpakking
Kapsel box; opbergruimte buitenkant; capsule; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; verpakking
Karton box; opbergruimte buitenkant; doos; huls; karton; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; verpakking
Kasten box; opbergruimte buitenkant; huls; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; verpakking
Kittchen box; opbergruimte
Klo box; opbergruimte latrine
Loch box; opbergruimte bres; buurtschap; deuropening; gaatje; gat; gehucht; lek; lekken; opening; waterlek
Schachtel box; opbergruimte buitenkant; doos; doosje; huls; kleine opbergdoos; omhulsel; omkleedsel; omwindsel; opbergdoos; verpakking
Schuppen box; opbergruimte autogarages; autostallingen; berghok; berghokken; berging; bergingen; bergruimte; garages; hokje; hokken; hutje; kot; krot; krotwoning; schuur; schuurtje; wagenschuren
Verschlag box; opbergruimte dierenverblijfplaats; hok; hokje; hol; hol van een dier; kooi; leger; schuilplaats; vogelkooi

Related Words for "box":


Wiktionary Translations for box:

box
noun
  1. kleine Abteilung eines Stalles

Cross Translation:
FromToVia
box Laufgitter playpen — space for children to play
box Lautsprecher speaker — loudspeaker