Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. de schijn van iets hebben:


Dutch

Detailed Translations for de schijn van iets hebben from Dutch to German

de schijn van iets hebben:

de schijn van iets hebben verb

  1. de schijn van iets hebben (schijnen)
    scheinen; strahlen; glänzen; schimmern; leuchten
    • scheinen verb (scheine, scheinst, scheint, schien, schient, geschienen)
    • strahlen verb (strahle, strahlst, strahlt, strahlte, strahltet, gestrahlt)
    • glänzen verb (glänze, glänzt, glänzte, glänztet, geglänzt)
    • schimmern verb (schimmere, schimmerst, schimmert, schimmerte, schimmertet, geschimmert)
    • leuchten verb (leuchte, leuchtst, leuchtt, leuchtte, leuchttet, geleuchtet)

Translation Matrix for de schijn van iets hebben:

VerbRelated TranslationsOther Translations
glänzen de schijn van iets hebben; schijnen excelleren; flikkeren; fonkelen; geuren; glanzen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; onderscheiden; overtreffen; pralen; pronken; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; te kijk lopen met; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
leuchten de schijn van iets hebben; schijnen bijlichten; blaken; bliksemen; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; iets uitstralen; licht geven; licht schijnen; licht schijnen op; licht uitzenden; lichten; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken; weerlichten
scheinen de schijn van iets hebben; schijnen belichten; blaken; dunken; er uitzien; eruit zien; excelleren; flikkeren; fonkelen; glanzen; glimmen; glinsteren; licht geven; licht laten vallen op; licht schijnen; licht uitzenden; lijken; ogen; onderscheiden; overtreffen; schijnen; schitteren; sprankelen; stralen; toeschijnen; twinkelen; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken
schimmern de schijn van iets hebben; schijnen effenen; egaliseren; flikkeren; fonkelen; gelijkmaken; gladmaken; glanzen; glimmen; glinsteren; gloren; licht geven; licht schijnen; schijnen; sprankelen; stralen; twinkelen; zwak glanzen; zwak schijnen
strahlen de schijn van iets hebben; schijnen belichten; blaken; excelleren; fonkelen; glimmen; glinsteren; glunderen; iets uitstralen; licht laten vallen op; licht uitzenden; onderscheiden; overtreffen; schitteren; stralen; straling uitzenden; uitblinken; uitblinken boven; uitmunten; uitsteken

External Machine Translations:

Related Translations for de schijn van iets hebben