Dutch

Detailed Translations for eerlijke from Dutch to German

eerlijke:

eerlijke [znw.] nomen

  1. eerlijke (rechtschapene)
    der Ehrliche; der Redliche; der Rechtschaffene

Translation Matrix for eerlijke:

NounRelated TranslationsOther Translations
Ehrliche eerlijke; rechtschapene
Rechtschaffene eerlijke; rechtschapene
Redliche eerlijke; rechtschapene

Related Words for "eerlijke":


eerlijke form of eerlijk:


Translation Matrix for eerlijk:

AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
offen eerlijk; open; oprecht; rechtschapen benaderbaar; contemplatief; cru; frank; genaakbaar; genereus; goedgeefs; gul; ledig; leeg; mild; niet beschroomd; niet dicht; onbedeesd; onbeschroomd; onbewimpeld; onbewoond; onbezet; onomwonden; onverbloemd; onverholen; open; openhartig; openlijk; rechttoe; rechttoe rechtaan; ronduit; royaal; ruimhartig; ruiterlijk; scheutig; stoutmoedig; toegankelijk; vrijgevig; vrijmoedig; vrijpostig
- oprecht; rechtvaardig
OtherRelated TranslationsOther Translations
recht precies goed
ModifierRelated TranslationsOther Translations
anständig eerlijk; fair behoorlijk; beschaafd; billijk; danig; deugdzaam; duchtig; eerzaam; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; geschikt; kuis; net; netjes; nogal; ontwikkeld; ordentelijk; redelijk; rein; schappelijk; schoon; tamelijk; welgemanierd; wellevend; welopgevoed; zedig
aufrecht echt; eerlijk; menens; oprecht; ronduit contemplatief; dapper; heldhaftig; heroïsch; kloek; moedig; onverschrokken; openlijk; overeind; rechtop; rechtopstaand; ronduit; staand; stout; stoutmoedig
aufrichtig braaf; eerlijk; fair; open; oprecht; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig contemplatief; cru; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
ehrenwert eerlijk; fair achtbaar; achtenswaardig; deugdzaam; eerbiedwaardig; eerzaam; zedig
ehrlich echt; eerlijk; fair; fideel; menens; open; openhartig; oprecht; rechtschapen; rondborstig; ronduit; trouwhartig billijk; contemplatief; echt; effectief; geschikt; gewoonweg; heus; klinkklaar; metterdaad; ongeveinsd; openlijk; oprecht; puur; rechtdoorzee; redelijk; regelrecht; reëel; ronduit; schappelijk; waar; waarachtig; warempel; werkelijk
fair eerlijk; fair; open; oprecht; rechtschapen billijk; cru; geschikt; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; redelijk; ronduit; schappelijk; sportief
fein eerlijk; open; oprecht; rechtschapen aangenaam; aardig; armzalig; behaaglijk; bijzonder aangenaam; breekbaar; broos; chic; cru; decoratief; delicaat; dun; elegant; esthetisch; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fragiel; frèle; gammel; geraffineerd; gracieus; iel; ijl; karig; krakkemikkig; kwetsbaar; leuk; lief; mager; modieuze verfijning; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; plezant; plezierig; pover; prettig; rank; rechttoe rechtaan; schamel; schraal; sierlijk; slank; slank en smal; slap; smaakvol; stijlvol; subtiel; sympathiek; teder; teer; tenger; van geringe dichtheid; verfijnd; wankel; zwak
fidel eerlijk; fideel; openhartig; oprecht; rondborstig; trouwhartig
gerade eerlijk; open; oprecht; rechtschapen accuraat; daarnet; frank; glad neerliggend; juist; lineair; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; nog maar pas; onvermurwbaar; op het moment; open; overeind; pas; precies; rechtaan; rechtop; rechttoe; secuur; sluik; staand; streng; strikt; stringent; zojuist; zonet; zopas; zoëven
geradeheraus echt; eerlijk; menens; open; oprecht; rechtschapen; ronduit contemplatief; cru; gulweg; met open vizier; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; platweg; rechttoe rechtaan; rondborstig; ronduit; ruiterlijk
gerecht eerlijk; fair; open; oprecht; rechtschapen cru; gegrond; geldig; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; valide
korrekt eerlijk; fair aangekleed; accuraat; beschaafd; billijk; correct; coöperatief; decent; eerbaar; exact; fatsoenlijk; geciviliseerd; gecultiveerd; gedetailleerd; gekleed; geschikt; goed; juist; keurig; krek; manierlijk; medewerkend; minutieus; nauwgezet; nauwkeurig; nauwlettend; net; netjes; onberispelijk; onbesproken; ontwikkeld; op een aardige manier; precies; punctueel; ragfijn; redelijk; schappelijk; secuur; stipt; strikt; vriendelijk; welvoeglijk; welwillend; zorgvuldig
offenherzig eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; onbewimpeld; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openhartig; openlijk; rechttoe rechtaan; ronduit; ruiterlijk
pur eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; echt; gaaf; gekuist; gereinigd; gewoonweg; klinkklaar; maagdelijk; netjes; onaangeraakt; ongerept; onomwonden; onverbloemd; onverholen; onvermengd; onversneden; onvervalst; openlijk; pure; puur; rechttoe; rechttoe rechtaan; regelrecht; ronduit; virginaal; zedig gemaakt; zuiver; zuivere
recht eerlijk; fair rechtaan; rechts
rechtschaffen braaf; eerlijk; rechtgeaard; rechtschapen; rechtvaardig betrouwbaar; degelijk; deugdelijk; echt; gedegen; in hart en nieren; ongeveinsd; oprecht; rechtgeaard; van goede hoedanigheid
redlich eerlijk; fair billijk; geschikt; redelijk; schappelijk
treugesinnt eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; getrouw; loyaal; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan; trouw
treuherzig eerlijk; open; oprecht; rechtschapen cru; onomwonden; onverbloemd; onverholen; openlijk; rechttoe rechtaan
wahrhaft echt; eerlijk; menens; oprecht; ronduit ongeveinsd; oprecht; voorwaar; waarachtig

Related Words for "eerlijk":


Synonyms for "eerlijk":


Antonyms for "eerlijk":


Related Definitions for "eerlijk":

  1. volgens het idee dat iedereen evenveel (kansen) moet krijgen1
    • hij gaat voor zijn beurt, dat is niet eerlijk1
  2. wie de waarheid spreekt en niet bedriegt1
    • je moet eerlijk tegen me zijn1

Wiktionary Translations for eerlijk:

eerlijk
adjective
  1. vrij van leugen en bedrog
eerlijk
adjective
  1. den Regeln, Richtlinien entsprechend

Cross Translation:
FromToVia
eerlijk fair fair — just, equitable
eerlijk ehrlich; aufrichtig honest — scrupulous with regard to telling the truth
eerlijk brav; tapfer; tüchtig; wacker; beherzt; artig bravecourageux ; vaillant
eerlijk honett; bieder; loyal; anständig; ehrlich; rechtschaffen honnête — Qui est conforme à la vertu, à la probité, à l’honneur.
eerlijk beherzt; dreist; getrost; mutig; tapfer; brav; tüchtig; wacker; artig vaillant — Qui a de la vaillance, qui est courageux.

External Machine Translations: