Dutch
Detailed Translations for harpoeneren from Dutch to German
harpoeneren:
-
harpoeneren (met een harpoen treffen)
Conjugations for harpoeneren:
o.t.t.
- harpoeneer
- harpoeneert
- harpoeneert
- harpoeneren
- harpoeneren
- harpoeneren
o.v.t.
- harpoeneerde
- harpoeneerde
- harpoeneerde
- harpoeneerden
- harpoeneerden
- harpoeneerden
v.t.t.
- heb geharpoeneerd
- hebt geharpoeneerd
- heeft geharpoeneerd
- hebben geharpoeneerd
- hebben geharpoeneerd
- hebben geharpoeneerd
v.v.t.
- had geharpoeneerd
- had geharpoeneerd
- had geharpoeneerd
- hadden geharpoeneerd
- hadden geharpoeneerd
- hadden geharpoeneerd
o.t.t.t.
- zal harpoeneren
- zult harpoeneren
- zal harpoeneren
- zullen harpoeneren
- zullen harpoeneren
- zullen harpoeneren
o.v.t.t.
- zou harpoeneren
- zou harpoeneren
- zou harpoeneren
- zouden harpoeneren
- zouden harpoeneren
- zouden harpoeneren
en verder
- ben geharpoeneerd
- bent geharpoeneerd
- is geharpoeneerd
- zijn geharpoeneerd
- zijn geharpoeneerd
- zijn geharpoeneerd
diversen
- harpoeneer!
- harpoeneert!
- geharpoeneerd
- harpoenerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for harpoeneren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
harpunieren | harpoeneren; met een harpoen treffen | aan de spies rijgen; spietsen |
Wiktionary Translations for harpoeneren:
harpoeneren
verb
-
het vangen van vissen door middel van een harpoen
- harpoeneren → harpunieren