Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. indruk maken:


Dutch

Detailed Translations for indruk maken from Dutch to German

indruk maken:

indruk maken verb (maak indruk, maakt indruk, maakte indruk, maakten indruk, indruk gemaakt)

  1. indruk maken (ontzag inboezemen; imponeren; eerbied wekken)
    beeindrucken; imponieren
    • beeindrucken verb (beeindrucke, beeindruckst, beeindruckt, beeindruckte, beeindrucktet, beeindruckt)
    • imponieren verb (imponiere, imponierst, imponiert, imponierte, imponiertet, imponiert)

Conjugations for indruk maken:

o.t.t.
  1. maak indruk
  2. maakt indruk
  3. maakt indruk
  4. maken indruk
  5. maken indruk
  6. maken indruk
o.v.t.
  1. maakte indruk
  2. maakte indruk
  3. maakte indruk
  4. maakten indruk
  5. maakten indruk
  6. maakten indruk
v.t.t.
  1. heb indruk gemaakt
  2. hebt indruk gemaakt
  3. heeft indruk gemaakt
  4. hebben indruk gemaakt
  5. hebben indruk gemaakt
  6. hebben indruk gemaakt
v.v.t.
  1. had indruk gemaakt
  2. had indruk gemaakt
  3. had indruk gemaakt
  4. hadden indruk gemaakt
  5. hadden indruk gemaakt
  6. hadden indruk gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal indruk maken
  2. zult indruk maken
  3. zal indruk maken
  4. zullen indruk maken
  5. zullen indruk maken
  6. zullen indruk maken
o.v.t.t.
  1. zou indruk maken
  2. zou indruk maken
  3. zou indruk maken
  4. zouden indruk maken
  5. zouden indruk maken
  6. zouden indruk maken
en verder
  1. is indruk gemaakt
diversen
  1. maak indruk!
  2. maakt indruk!
  3. indruk gemaakt
  4. indruk makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for indruk maken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
beeindrucken eerbied wekken; imponeren; indruk maken; ontzag inboezemen eerbied inboezemen
imponieren eerbied wekken; imponeren; indruk maken; ontzag inboezemen eerbied inboezemen
OtherRelated TranslationsOther Translations
imponieren imponeren

Related Translations for indruk maken