Summary
Dutch to German:   more detail...
  1. kennismaken:


Dutch

Detailed Translations for kennismaken from Dutch to German

kennismaken:

kennismaken verb (maak kennis, maakt kennis, maakte kennis, maakten kennis, kennis gemaakt)

  1. kennismaken
    Bekanntschaft machen
    • Bekanntschaft machen verb (mache Bekanntschaft, machst Bekanntschaft, macht Bekanntschaft, machte Bekanntschaft, machtet Bekanntschaft, Bekanntschaft gemacht)

Conjugations for kennismaken:

o.t.t.
  1. maak kennis
  2. maakt kennis
  3. maakt kennis
  4. maken kennis
  5. maken kennis
  6. maken kennis
o.v.t.
  1. maakte kennis
  2. maakte kennis
  3. maakte kennis
  4. maakten kennis
  5. maakten kennis
  6. maakten kennis
v.t.t.
  1. heb kennis gemaakt
  2. hebt kennis gemaakt
  3. heeft kennis gemaakt
  4. hebben kennis gemaakt
  5. hebben kennis gemaakt
  6. hebben kennis gemaakt
v.v.t.
  1. had kennis gemaakt
  2. had kennis gemaakt
  3. had kennis gemaakt
  4. hadden kennis gemaakt
  5. hadden kennis gemaakt
  6. hadden kennis gemaakt
o.t.t.t.
  1. zal kennismaken
  2. zult kennismaken
  3. zal kennismaken
  4. zullen kennismaken
  5. zullen kennismaken
  6. zullen kennismaken
o.v.t.t.
  1. zou kennismaken
  2. zou kennismaken
  3. zou kennismaken
  4. zouden kennismaken
  5. zouden kennismaken
  6. zouden kennismaken
en verder
  1. is kennis gemaakt
diversen
  1. maak kennis!
  2. maakt kennis!
  3. kennis gemaakt
  4. kennis makend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for kennismaken:

VerbRelated TranslationsOther Translations
Bekanntschaft machen kennismaken

Related Definitions for "kennismaken":

  1. hem of het leren kennen1
    • heb je al kennisgemaakt met je nieuwe buurman?1