Summary
Dutch to German: more detail...
- schouw:
- schouwen:
-
Wiktionary:
- schouw → Schlot
- schouw → Schornstein, Schlot, Esse, Kamin, Kaminregal
- schouwen → beaufsichtigen, inspizieren, mustern, schauen, anschauen, ansehen, betrachten, anblicken, zuschauen, zusehen, erkennen
Dutch
Detailed Translations for schouw from Dutch to German
schouw:
-
de schouw (schoorsteenmantel; schoorsteen)
-
de schouw (openhaard)
Translation Matrix for schouw:
Noun | Related Translations | Other Translations |
Kamin | openhaard; schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | haard; haardstede; haardstee; stookplaats; vuurhaard |
Kaminsims | schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | |
Schornstein | schoorsteen; schoorsteenmantel; schouw | rookkanaal |
Related Words for "schouw":
Wiktionary Translations for schouw:
schouw
Cross Translation:
noun
-
-
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• schouw | → Schornstein; Schlot; Esse; Kamin | ↔ chimney — vertical tube or hollow column; a flue |
• schouw | → Kaminregal | ↔ mantel — shelf above a fireplace |
schouwen:
-
schouwen (examineren; controleren; inspecteren; keuren)
kontrollieren; prüfen; mustern; inspizieren; examinieren-
kontrollieren verb (kontrolliere, kontrollierst, kontrolliert, kontrollierte, kontrolliertet, kontrolliert)
-
-
schouwen (kijken; toeschouwen)
Conjugations for schouwen:
o.t.t.
- schouw
- schouwt
- schouwt
- schouwen
- schouwen
- schouwen
o.v.t.
- schouwde
- schouwde
- schouwde
- schouwden
- schouwden
- schouwden
v.t.t.
- heb geschouwd
- hebt geschouwd
- heeft geschouwd
- hebben geschouwd
- hebben geschouwd
- hebben geschouwd
v.v.t.
- had geschouwd
- had geschouwd
- had geschouwd
- hadden geschouwd
- hadden geschouwd
- hadden geschouwd
o.t.t.t.
- zal schouwen
- zult schouwen
- zal schouwen
- zullen schouwen
- zullen schouwen
- zullen schouwen
o.v.t.t.
- zou schouwen
- zou schouwen
- zou schouwen
- zouden schouwen
- zouden schouwen
- zouden schouwen
en verder
- ben geschouwd
- bent geschouwd
- is geschouwd
- zijn geschouwd
- zijn geschouwd
- zijn geschouwd
diversen
- schouw!
- schouwt!
- geschouwd
- schouwend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
de schouwen (schoorstenen; schoorsteenpijpen)
die Schornsteine