Summary
Dutch to German: more detail...
- stollen:
-
Wiktionary:
- stollen → erstarren
- stollen → gerinnen, klumpen, Klumpen bilden, koagulieren, zum Gerinnen bringen
Dutch
Detailed Translations for stolden from Dutch to German
stollen:
-
stollen (geconcentreerder worden; dikker worden)
Conjugations for stollen:
o.t.t.
- stol
- stolt
- stolt
- stollen
- stollen
- stollen
o.v.t.
- stolde
- stolde
- stolde
- stolden
- stolden
- stolden
v.t.t.
- ben gestold
- bent gestold
- is gestold
- zijn gestold
- zijn gestold
- zijn gestold
v.v.t.
- was gestold
- was gestold
- was gestold
- waren gestold
- waren gestold
- waren gestold
o.t.t.t.
- zal stollen
- zult stollen
- zal stollen
- zullen stollen
- zullen stollen
- zullen stollen
o.v.t.t.
- zou stollen
- zou stollen
- zou stollen
- zouden stollen
- zouden stollen
- zouden stollen
diversen
- stol!
- stolt!
- gestold
- stollend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for stollen:
Related Words for "stollen":
Wiktionary Translations for stollen:
stollen
Cross Translation:
verb
stollen
-
overgaan van een vloeibare naar een vaste toestand
- stollen → erstarren
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• stollen | → klumpen; Klumpen bilden | ↔ clot — to form into a clot |
• stollen | → koagulieren; gerinnen | ↔ coagulate — become congealed |
• stollen | → zum Gerinnen bringen | ↔ coagulate — cause to congeal |