Dutch
Detailed Translations for troef zijn from Dutch to German
troef zijn:
-
troef zijn
stechen; vorherrschen-
vorherrschen verb (vorherrsche, vorherrschst, vorherrscht, vorherrschte, vorherrschtet, vorherrscht)
Conjugations for troef zijn:
o.t.t.
- ben troef
- bent troef
- bent troef
- zijn troef
- zijn troef
- zijn troef
o.v.t.
- was troef
- was troef
- was troef
- waren troef
- waren troef
- waren troef
v.t.t.
- ben troef geweest
- bent troef geweest
- is troef geweest
- zijn troef geweest
- zijn troef geweest
- zijn troef geweest
v.v.t.
- was troef geweest
- was troef geweest
- was troef geweest
- waren troef geweest
- waren troef geweest
- waren troef geweest
o.t.t.t.
- zal troef zijn
- zult troef zijn
- zal troef zijn
- zullen troef zijn
- zullen troef zijn
- zullen troef zijn
o.v.t.t.
- zou troef zijn
- zou troef zijn
- zou troef zijn
- zouden troef zijn
- zouden troef zijn
- zouden troef zijn
diversen
- ben troef!
- bent troef!
- troef geweest
- troef zijnd
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for troef zijn:
Verb | Related Translations | Other Translations |
stechen | troef zijn | een barrage rijden; etsen; graveren; griffelen; griffen; met een stift inkrassen; priemen; prikken; steken; steken geven |
vorherrschen | troef zijn | de overhand hebben; domineren; overheersen |